7 boeken over het boerenfamilieleven
De oversteek – een ex-melkveehouder over de hang naar traditie en de wil tot verandering – Jan den Boer (2023)
Tussen Gemeynte en landschapspark – Zes generaties boeren op de Mortelshof – Jaak Slangen (2018)
Boeren in Brabant – Een familieverhaal – Corry de Moor (2017)
De geur van hooi – Hoe het boerenleven in Nederland veranderde – Tialda Hoogeveen (2020)
Kavelkind – Marie-José ten Cate (2021)
Een schone erfenis is u geworden – Gerrit Wildenbeest (2021)
Ondankbare grond – Leo Salemink en Theo Salemink (2014)
Perceel 18 – Een familieportret – Roeli Dröge-Bouwers (2021)
Er lijkt zich een heus genre te ontwikkelen; boeken over agrarische families en over de geschiedenis van boerderijen en hun bewoners. Geschreven door boerenzonen en –dochters. De variatie is groot. Er zijn doorwrochte historische werken zoals Tussen Gemeynte en landschapspark van Jaak Slangen en Ondankbare grond van de gebroeders Salemink. Maar dat zijn ook inderdaad historici en ze hebben dan ook veel ruimte nodig om het verhaal van hun familie in de historische context te vertellen. Jaak Slangen spant daarbij de kroon met een boek van 736 pagina’s met honderden illustraties een afzonderlijke website waarin de noten ( meer dan duizend) , bronnen ( honderden) en kaart- en illustratieoverzichten staan vermeld. Dat paste niet meer in het boek anders zou het wellicht 1500 pagina’s hebben moeten bevatten.
Ook Leo & Theo Salemink hebben er werk van gemaakt met hun boek van bijna 300 pagina’s.
Van een ander karakter zijn de meer persoonlijk getinte familiegeschiedenissen van Tialda Hoogeveen, Corry de Moor en Roeli Dröge-Bouwers. Zij lijken nieuwsgierig naar de levens van hun ouders en voorouders en die zijn onvermijdelijk verbonden met de boerderij en de omgeving en de ontwikkeling van de landbouw. En altijd gaat het over de onlosmakelijke verbondenheid van de familie met de boerderij en het boerenleven. En vaak zijn opvolging, uitbreiding of beëindiging een leidend thema. De verhouding tussen ouders en kinderen, de bijzondere positie van de potentiële opvolger, tussen ouders onderling en met de buurt en verdere familie spelen altijd een grote rol.
De oversteek – een ex-melkveehouder over de hang naar traditie en de wil tot verandering
Dit boek past misschien niet helemaal in deze rubriek. De Oversteek van Jan den Boer (2023) is meer dan het relaas over een agrarisch familiebedrijf. Het gaat ook over een persoonlijke ervaring en hoe die wordt omgezet in ondersteuning voor collega’s in nood.
Jan den Boer heeft een luisterend oor voor boeren en tuinders die met knellende vragen door het leven gaan. De ervaringen uit zijn eigen leven helpen en motiveren hem daarbij. Als pastoraal agrarisch coach verbonden aan het CCA (Contact Christen Agrariërs) komt hij bij veel boeren aan de keukentafel. Over zijn eigen leven en zijn ervaringen als coach doet hij verslag in De oversteek. Een ex-melkveehouder over de hang naar traditie en de wil tot verandering. ( uitgave in eigen beheer 2023 – ISBN 978 90 903 7820 6)
Het is een vlot leesbaar en mooi vormgegeven boek geworden, soms bijna te vloeiend waarin mogelijk de pen van co-auteur en redactioneel adviseur Arie de Geus is te herkennen. Ik ken geen andere teksten van Jan den Boer om te kunnen beoordelen of dit afbreuk kan hebben gedaan aan de authenticiteit.
Behalve zijn eigen levensverhaal en een reeks ‘casussen’ uit zijn praktijk als pastoraal agrarisch coach neemt den Boer ons ook mee in zijn kijk op de ontwikkelingen in de (agrarische) wereld. Een drieluik als het ware.
De schets van zijn eigen leven, de dilemma’s die hij heeft ervaren en spanningen die dat heeft opgeleverd in zijn directe omgeving wordt op een kwetsbare manier weergegeven. Hij beschrijft zijn donkere periodes, de tegenslagen, de dood van zijn vader, de rakelings langstrekkende MKZ, het hoge water tussen de rivieren in 1994/95, strenge vorst en kapotgevroren leidingen en vooral dat hij niet de vader kan zijn die hij wil zijn en de twijfel over de opvolger.
En dan besluit hij in 2006 te stoppen. “Terugkijken op de dag dat ik mijn definitieve besluit om te stoppen met de boerderij bekendmaakte, doe ik nog steeds met bitterzoete gevoelens. Het zoet van de opluchting en de bevrijding botst altijd weer met het bitter van het besef te kort zijn geschoten”. Hij geeft blijk van een grote mate van zelfreflectie, soms zelfverwijt en verdriet. Naasten worden liefdevol en met respect beschreven. Hij is zoals zoveel boeren als vanzelfsprekend boer geworden, ook met hart en ziel, maar met een schurend gevoel over de innerlijke drijfveren. Zeker als de tegenslagen opdoemen en er alles wordt gevraagd van het uithoudingsvermogen. En zeker ook als het gezin niet gegeven kan worden wat het verdient en er twijfels zijn bij opvolging. De boodschap die er uit spreekt, en die wordt ook ingezet in de coaching, is ‘je hoeft het niet alleen te doen’. Maar dat moest de auteur ook eerst zelf ontdekken en toelaten.
Ik vond het boeiend, ook vanwege mijn eigen beroepsmatig functioneren, om te lezen hoe Jan den Boer zich als pastoraal-agrarisch coach manifesteert. De laagdrempeligheid is het eerste wat opvalt. Altijd bereikbaar en zo snel mogelijk beschikbaar. ‘Ik kom naar je toe’, is bijna een motto. Dat is wat werkt. Kom daar nog eens om in deze tijd van protocollen, ontoegankelijke en overbelaste hulpverlening en ‘van het kastje naar de muur-systemen’. Dit is wat de agrarische sector nodig heeft. En dan ook nog iemand die uit eigen, doorleefde ervaring empathie kan bieden.
Jan den Boer schuwt het adviseren niet. Hij benoemt het letterlijk zo. Hij adviseert zijn cliënten. Dat is totaal tegen de dominante trend in het coachingsvak in. Mij bevalt het wel, ook al noem ik mezelf geen adviseur en probeer de verwachtingen dat ik advies zou geven te vermijden. Jan den Boer adviseert soms en dan lees ik dat hij niet schroomt zijn cliënten iets mee te geven waar ze baat bij kunnen hebben. En hij mag het doen want hij spreekt uit ervaring. Ik denk te kunnen inschatten dat hij vooral luistert, ruimte geeft, helpt gedachten te structureren en mogelijkheden te verkennen. Hij zal zijn mening niet opdringen en in die zin is een advies nooit een opdracht, maar spreken met afgewogen gezag.
Het derde deel van het boek is getiteld Steentje in de vijver – bespiegelingen over de grote maatschappelijke bewegingen en de kleine stappen naar meer menselijkheid. Er komen nogal wat grote vraagstukken voorbij; de positie van de mens, de staat van de natuur, het gezag van de overheid, het lot van de wereld en de toekomst van de boer. In 40 pagina’s. Toe maar… Het steentje in de vijver is nogal een kei. Toch kan ik me best voorstellen dat deze bespiegelingen in een deel van de agrarische sector er in gaan als ‘Gods woord in een ouderling’ en heeft het als zodanig een functie. En een deel van inhoud van de beschouwingen kan ik ook wel delen en appreciëren. En misschien past het ook wel bij de rol van een pastoraal coach; coachen én pastoraal werk. Jan coacht én heeft ook iets te zeggen tegen mensen die, wellicht in eigen geloofskring, daar behoefte aan hebben en voor open staan. Of beide kanten van de rol ook zouden kunnen schuren, daar lijkt Jan den Boer zich niet mee bezig te houden. Het gaat hem er om voor cliënten van betekenis te kunnen zijn. En daar gaat het om.
Het maakt het wel tot een heel persoonlijk, betrokken geschreven en belangwekkend boek. Goed dat het er is.
Tussen Gemeynte en landschapspark – Zes generaties boeren op de Mortelshof – Jaak Slangen
De Mortelshof is een markante hoeve tussen Linnen en St. Odilienberg in Limburg. Tot in detail vertelt Jaak Slangen de geschiedenis van de plaats, de bewoners en de omgeving. Het is voor een belangrijk deel zijn eigen geschiedenis, hij is er geboren en getogen. Dat leidt tot opsomming van opbrengsten van vee, graan, fruit, van wisselingen van knechten en zakenrelaties en onderlinge verhoudingen tussen de bewoners. Nu eens wordt ingezoomd op het detail, bijvoorbeeld van de details van aan- en verbouw van de gebouwen of de aanplant van laan- en fruitbomen, dan weer wordt de grote context van de wereldgeschiedenis verteld. De Fransen ( Bataafse Republiek), de Duitsers en de Amerikanen ( Tweede Wereldoorlog), de gewestelijke politieke verhoudingen, het kerkelijk organisatieleven en de ontwikkelingen in de boerenorganisaties komen voorbij. Alles gerelateerd aan de Mortelshof. Ook geologische en landschappelijke beschrijvingen maken deel uit van het boek. De opmars van de landbouwmechanisatie wordt behandeld. De eerste tractor (een Lanz Bulldog van 35 PK) en de eerste melkmachine (een Westfalia met toebehoren) verschenen al in de jaren dertig van de vorige eeuw op Mortelshof. De in de loop van de eeuwen gebruikte gereedschappen worden beschreven. Het lijkt alsof Jaak Slangen streefde naar volledigheid. En dat lijkt gelukt. Ik kan me na het lezen van het boek geen vraag meer bedenken waarop ik het antwoord niet kan vinden. Althans totdat in de laatste hoofdstukken het verhaal een tragische wending krijgt. De schrijver raakt betrokken in een naar familieconflict. Ook hier schuwt hij het detail niet. Omstandig, tot en met teksten van e-mailwisselingen, berekeningen over de verdeling van de nalatenschap en de overnamesom en adviezen van advocaten, wordt beschreven hoe de verhoudingen tussen hem en zijn broer verstoord raken. Dat is extra pijnlijk omdat Jaak Slangen zijn verbondenheid met de Mortelshof wil beleven door er weer te gaan wonen na een lange academische carrière in Leiden. Een eigen appartement op de hoeve wordt door hem ingericht. Maar oude wonden over eigendom, bedrijfsovername en juridische en vermeende rechten worden opengereten en nieuwe worden gemaakt. De schrijver keert teleurgesteld terug naar Leiden. Het is bewonderenswaardig dat hij het boek afmaakt en ook de persoonlijke geschiedenis niet onvermeld laat. Daar ontstaan dan wel vragen, maar dat heeft ook met mijn professie te maken. Waar overal in het boek meerdere perspectieven een plaats krijgen, ontbreekt in het conflict het perspectief van de ander. Maar misschien is dat te veel gevraagd en waren hoor en wederhoor en objectieve geschiedschrijving zodra hij zelf verwikkeld raakt in een pijnlijk conflict, een gepasseerd station.
Het is een monument van een boek dat voor wat betreft het genre agrarische familiegeschiedenis niet makkelijk geëvenaard zal worden.
Boeren in Brabant – Een familieverhaal – Corry de Moor
De ondertitel, een familieverhaal, doet niet helemaal recht aan het boek. De schrijfster schetst enigszins thematisch in afzonderlijke verhalen hoe zij is opgegroeid in West Brabant. Waar het precies was en om welke familie het ging komen we niet te weten. Ankie is de hoofdpersoon en wordt in de derde persoon beschreven. Daardoor ontstaat er afstand tussen lezer en de verhalen. Opgroeien in een groot katholiek boerengezin is de rode draad. Het dagelijks leven, fietsen naar school, meehelpen op de boerderij en in het huishouden, omgaan met vriendinnen, verschillen tussen sociale standen, het komt allemaal voorbij. En ingrijpende gebeurtenissen zoals een boerderijbrand. Zelfs dan keert al heel snel de rust weer. Zodra de vlammen gedoofd zijn herneemt het leven zijn gang. Is dat eigen aan het boerenleven? Wat er ook gebeurt, morgenochtend moeten de koeien weer gemolken worden? Ook zaken als het melkquotum en bedrijfsovername krijgen aandacht. Veel diepgang krijgt het niet. Alsof de schrijfster zich ergens niet aan wil branden. Interessant maar niet boeiend.
De geur van hooi – Hoe het boerenleven in Nederland veranderde – Tialda Hoogeveen
De Friese boer Siebe Peenstra ( 1923-2019) hield sinds zijn trouwdag dagboeken bij. Zijn leven vanaf dat hij opgroeide in Oldeboorn tot aan zijn overlijden in Sneek wordt vertelt door de journaliste Tialda Hoogeveen. Dat doet ze met gevoel en respect. Ze maakt gebruik van zijn dagboeken en diverse historische bronnen en voerde lange gesprekken met hem. Peenstra was met liefde boer en toch ook valt tussen de regels door te lezen dat hij bedenkingen heeft over de ontwikkelingen. In de naoorlogse tijd waarin Siebe Peenstra boert gaan de ontwikkelingen razendsnel en bijbenen, land kopen, uitbreiden, vernieuwen, zijn onvermijdelijk. De investering in een melkkoeltank deed hij nog wel maar een ligboxenstal bouwen is een stap te ver en dan worden de koeien verkocht en wordt de schapenhouderij uitgebreid. Het landschap speelt een grote rol in het boek. Siebe is verbonden met het land waarop hij boert en gaat graag met een groep vrienden eieren zoeken. De teloorgang van het landschap onder invloed van intensivering van de landbouw is een thema, maar niet helder is of het voor Siebe een thema is of voor de schrijfster van zijn levensverhaal. Het boek is een journalistiek product over hoe het boerenleven in Nederland veranderde, precies zoals de ondertitel zegt. Dat die veranderingen niet gunstig uitpakken voor natuur en landschap is een onderliggende boodschap van de schrijfster. Hoe Siebe daar over dacht is minder duidelijk. Zijn verhaal gaat toch vooral over de strijd om het voortbestaan en de vreugde en de zorgen om zijn gezin. Zo zijn het twee verhalen die niet altijd synchroon lopen. Evengoed een interessante schets van een tijdperk.
Kavelkind – Marie-José ten Cate
Ik had hoge verwachtingen van een roman die speelt tegen de achtergrond van de ruilverkavelingsperikelen in Tubbergen rond 1971 en de boerenopstand die daar plaatsvond. Dat is ook omdat ik daar tot voor een aantal jaren bij veel boeren op het erf kwam als vertrouwenspersoon in het kader van de ontwikkeling van Natura 2000-gebieden. Dit boek hoort eigenlijk niet thuis in dit genre van kronieken van agrarische familiebedrijven. Het is fictie, maar het sluit zo nauw aan bij een belangwekkende historische gebeurtenis, de opstand in Tubbergen, dat ik het hier toch vermeld.
De ‘boerenopstand’ in Tubbergen komt zeker aan de orde in het boek en centraal staat de verstoorde verhoudingen tussen boeren onderling, de opstandigen en de gezagsgetrouwen en de gezagsdragers. Een interessant thema, ook omdat het beschreven wordt in relatie met de gezinslevens van de hoofdpersonen. Dat wordt mooi en boeiend beschreven. Toch ergert er iets in het boek. Er is een overheersende geur van wierook en kaarsen en katholieke dominantie. En dat is niet omdat de kerk, de pastoor en de onderwijzeres uit het klooster een rol spelen. Of dat dr. Schaepman vanaf de Tubberger Es de verhoudingen bestiert. En misschien zelfs niet omdat elk hoofdstuk begint met een religieuze tekst, ook al is de relevantie daarvan ver te zoeken. Het is omdat een onwaarschijnlijke gebeurtenis de rode draad vormt. Een jong meisje dat wordt ingezet als levend Mariabeeld en zelf, gemanipuleerd door haar religieuze onderwijzeres, gaat geloven dat ze bijzonder is, waarna de pastoor denkt de boeren te kunnen beïnvloeden door een bedevaartsoort voor devotie te creëren. De fantasieën gaan een overheersende rol spelen waardoor de sociale strijd van het Tubbergse platteland ondergesneeuwd raakt. Het staat iedereen vrij een eigen verhaal te vertellen tegen de achtergrond van belangrijke historische gebeurtenissen, maar dan een historische werkelijkheid niet te veel vermengd worden met een ongeloofwaardig gegeven. Te weinig wordt zichtbaar dat het verzet van de Tubbergse boeren wel heeft geleid tot wijzigingen en meer democratisch gefundeerde wetgeving op het gebied van besluitvorming over ruilverkaveling. Nu overheerst het kwezelachtige karakter van het verhaal.
Een schone erfenis is u geworden – Gerrit Wildenbeest
Het was een fijne verrassing om te horen dat Gerrit Wildenbeest een boek over zijn jeugdjaren had geschreven. Hij is een leeftijdgenoot en streekgenoot. En hij had in 1985 mijn waardering geoogst met zijn studie naar de Scholten in Winterswijk, mijn geboorteplaats. ( De Winterswijkse Scholten: opkomst bloei en neergang. Een antropologische speurtocht naar het fatum van een agrarische elite. 1985 VU Uitgeverij Amsterdam)
Nu schrijft hij in warme, beeldende taal en met een geoefende blik en de opmerkingsgave van een antropoloog zijn jeugd op de boerderij in Lintelo onder Aalten. Soms lijkt het alsof hij mijn jeugd beschrijft. Een jongetje in een gereformeerd boerengezin waar het dag-, week-, en jaarritme sterk wordt bepaald door het werk op de boerderij en de gegeven familieverhoudingen. Hij beschrijft het landschap, de bedauwde weiden, zoals hij die zag zittend voorop de stang bij zijn vader op de fiets. Als ik het lees voel ik weer de gleuf in mijn billen en de afgeknelde beentje waar ik doorheen zak als ik thuis aangekomen van de stang afspring en klats op de grond lig. Minder prozaïsch is het thema dood die in een kinderleven binnen kan komen en op een boerderij altijd aanwezig is. De ziekte en het overlijden van opoe en de schoolmeester worden bijna in een adem genoemd met het verdrinken van overtollige poesjes en het doodknuppelen van zwakke biggetjes. “Slingerziekte, varkenspest, schurft, melkziekte, winderigheid, mond-en-klauwzeer, rotkreupel, kopziekte, coccidiose en koliek bedreigen de stallen voortdurend als kronieken van een aangekondigde dood.” De jonge Gerrit is niet altijd een aangepast kind. In zijn puberteit zet hij zich af tegen zijn ouders. Door vrienden wordt hij uitgedaagd om mee te doen met wilde activiteiten en hij vliegt dan ook uit de bocht met een opgevoerde Kreidler. Gerrit gaat naar de Middelbare Landbouwschool maar een toekomst op de boerderij van zijn ouders zit er niet in. Er is geen plaats voor twee zonen. “De sloophamer van het Plan Mansholt moet zijn uitwerking nog krijgen, maar de kleinste boertjes in de buurt verdwijnen al”. “Wij maken deel uit van de eerste generatie Achterhoekse boerenkinderen die in meerderheid buiten de landbouw emplooi zal vinden. ‘Den is nao de fabriek’”.
De liefde voor de boerderij, voor het boerenleven, voor de familie blijft. De plek waar hij geboren is hem dierbaar en voelt als veilig en vertrouwd. Uiteraard is meewerken op de boerderij voor alle kinderen aan de orde. Op een traditioneel gemengd bedrijf is er een grote variatie aan werkzaamheden door de seizoenen heen. Hooien, poten, schoffelen, voeren, maaien; naast school wordt de kindertijd er mee gevuld. Want “ledigheid is des duivels oorkussen”. Tialda Hoogeveen noemde haar boek De geur van hooi. Gerrit Wildenbeest heeft een hoofdstuk met dezelfde titel en beschrijft het zware werk van hooien en de vreugde van een mooi droog binnengehaalde voorraad voor de winter. Ik ruik het net als ik me helemaal kan verplaatsen als hij zijn veilig vertrouwde gevoel bij de plek waar hij is geboren en getogen beschrijft. “Ik heb het ouderlijk huis en bijbehorende landerijen altijd als een veilige haven gezien. Als ik van school kom fietsen, na een dag waarop ik ontsnapt ben aan het opzeggen van een psalmversje, is het zien van de harmonische boerderijcontouren een opluchting” …. “ik ben bijna op eigen grond, een veilig plekje ‘in de bocht van de rivier’, de Keizersbeek”.
De boerderij als bindende factor, als bron van veilige hechting; het komt niet alleen in het boek van Gerrit Wildenbeest voor. En het is geen nostalgie, maar een doorvoelde verbondenheid en belangrijk in het leven van boerenkinderen. ( zie ook ‘Eerst de koeien, dan de kinderen’) En dat gaat ook samen met gevoelde afstand en verlatenheid als het leven op die veilige plek niet meer aansluit bij de ontdekking van de wereld, het ontwikkelen van andere inzichten en opvattingen dan die van de ouders of bij de mores van de plek waar je bent opgegroeid. Dat gevoel en de spanningen die daarbij ontstaan zijn geen hoofdthema maar wel een ondertoon in dit prachtige boek.
Ondankbare grond – Leo Salemink en Theo Salemink
De gebroeders Salemink duiden de ontwikkelingen in het Achterhoekse boerenbestaan. Dit bestaan wordt beschreven aan de hand van hun eigen familiegeschiedenis die teruggaat op “Hille op het Salmelinck” die leefde rond 1600 in het gebied tussen Silvolde en Sinderen. In 300 vlot geschreven bladzijden worden de omzwervingen van de voorvaderen gevolgd. Die omzwervingen, met enkele uitstapjes naar Duitsland, blijven binnen de Liemerse regio, tussen Rijn, IJssel en Oude IJssel : Silvolde, Sinderen, Gaanderen, Gendringen, Megchelen en Didam. De voorouders zoeken altijd weer een boerderij, als het niet een rechtstreekse opvolging is dan wel via de “wet van Salemink”. Die houdt in dat wanneer je als pachter wordt verdreven of je kunt niet het bedrijf van je ouders voortzetten, je een weduwe met een boerderij zoekt. De kinderen van de weduwe moet je er dan bij nemen en deze ‘voorkinderen’ hebben rechten die vastgelegd moeten worden. Daarvoor moeten alle goederen, roerend en onroerend, worden beschreven en dat levert een schat aan informatie op over het dagelijkse leven van de Saleminks. De schrijvers moeten het overwegend van publieke bronnen hebben en hebben dan ook dagen doorgebracht in archieven. Omdat hun familie altijd heeft bestaan uit eenvoudige, hardwerkende mensen die niet veel tijd hadden voor reflectie of overdracht van verhalen in ‘ego-documenten’ als brieven of dagboeken, moeten publieke en private archieven uitkomst bieden om de levens te reconstrueren. Daarbij hebben ze met name ook gebruik gemaakt van bronnen van de eigenaren van grond en boerderijen die de voorouders pachten. De geschiedenis van het kasteel Huis Bergh in ´s Heerenberg is daarbij belangrijk, evenals de verbinding met het geslacht Hohenzollern. De schrijvers hadden ook zo graag meer willen weten over hoe hun voorouders hun werkelijkheid ervoeren en welke gevoelens en gedachten er in hen omgingen. Soms neigen ze naar speculeren daarover, maar vaak wordt de veronderstelling de veronderstelling gelaten, want je weet het immers niet…..
Dat de beide broers Salemink beiden historicus zijn verloochenen ze niet. De geschiedenis van de familie wordt steeds in de context van de gebeurtenissen in de Achterhoek, maar ook in Europa geplaatst. De Spaanse en de Franse overheersing en de wisselende invloeden in de Bataafse tijd hebben hun weerslag op het leven van de boeren in de Achterhoek en de Liemers. Ook de katholieke kerk speelt een centrale rol in de overwegend grote gezinnen waar de dood altijd weer, ook onder kleine kinderen, zeer aanwezig is. Veel tijd om te rouwen wordt er niet genomen want “de koeien moeten wel gemolken worden”. En het stellen van persoonlijke doelen of het maken van een carrièreplan is er toch niet echt bij. Het leven doet zich eerder aan de mensen voor dan dat de mensen de geschiedenis bepalen. Althans: deze mensen die leven met de seizoenen en wat de natuur hen brengt of waar ze die met beperkte middelen kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld met kunstmest – een belangrijke doorbraak. Het vooruitgangsgeloof zoals John Berger dat duidt, waarbij de toekomst en niet het verleden een belofte in zich houdt, komt op het platteland later dan in de stedelijke omgeving. (zie ook John Berger)
Een breuk in het geschiedenis van de Saleminks toont zich wanneer vooruitgang een thema worden. De drang om te blijven boeren wordt na de 2de wereldoorlog vormgegeven middels schaalvergroting, waarbij externe politieke krachten drijvend worden en de wereldmarkt zich opent. Daar lijkt zich ook een omslag in het boek voor te doen; de toon wordt afstandelijker als het over het boerenberoep gaat. Niet als het over de familie gaat, die beschrijving is warm. En daarbij kunnen de schrijvers ook putten uit meer directe bronnen. Interviews met hun ouders en meer persoonlijke documenten. Ook al blijven die beperkt en laten de ouders zich niet uit hun tent lokken waar de schrijvers meer zouden willen weten over hun zielenroerselen.
Het lijkt alsof de periode van de laatste eeuw met veel grovere streken is geschilderd dan al de eeuwen daarvoor. Terwijl daar de directe bronnen en ervaringen toch veel meer beschikbaar waren. Ik heb dat ook als een breuk in het boek ervaren en dat heeft mogelijk ook te maken met het gegeven dat de schrijvers al relatief jong van huis gingen om in dienst van de kerk opgeleid te worden als geestelijke. Ook is voorstelbaar dat hoe jonger de geschiedenis, en hoe meer het je eigen geschiedenis is, hoe moeilijker het is een vorm te vinden om die te weer te geven en van bronnenvorsers betrokken observators te worden. De schrijvers lijken (misschien al te ) nadrukkelijk niet hun eigen geschiedenis hebben willen schrijven, maar die van hun ouders en voorouders. Toch komt er een moment dat je daar zelf manifest in wordt.
Het blijft een mooi boek dat hoog uittorent boven soortgelijke familie- en streekgeschiedenissen.
Perceel 18 – Een familieportret – Roeli Dröge-Bouwers
De nieuwste bijdrage, en zeker niet de minste, aan het genre boerenfamiliegeschiedenissen is dit boek van Roeli Dröge-Bouwers. De omgeving van Zuidwolde in Drenthe is het decor van de familiegeschiedenis van Bouwers. Afstandelijkheid is in het verhaal ver te zoeken. In tegendeel, het is een zoektocht naar wat de hoofdpersonen beweegt en heeft bewogen. De dochter wil weten hoe het leven van haar vader en grootvader en uitzag. En van grootmoeder en moeder, maar de mannen krijgen toch net een extra accent. Kenmerkend voor de verhoudingen op boerenbedrijven? Een automatisme misschien; het verhaal van het bedrijf is het verhaal van de mannen? Toch is de huidige opvolger in de familie Bouwers een vrouw. Iris.
Veel in het boek gaat over grond. De waarde van grond. De ligging. De vruchtbaarheid. De bewerkelijkheid. Het verwerven van grond. Vader Bouwers lijkt grond verwerven als tweede natuur te hebben. De dochter wil weten waarom. Het is niet helemaal duidelijk of het antwoord gevonden is. Was vader een boer in hart en nieren? Of toch meer een ondernemer? En was hij een koeienboer of toch meer een akkerbouwer. Hij was ook niet te beroerd om het met kippen en varkens te proberen. Of was het een voortzetting van wat opa al had ervaren: grond heb je nooit genoeg. En dus ben je er kien op. Het is een manier van overleven. Ook opa was misschien geen boer in hart en nieren. Hij was daar ook niet voor voorbestemd, de boerderij waar hij opgroeide was al vergeven. En het bleek niet zo makkelijk iets voor jezelf te verkrijgen. Maar via een huwelijk kwam er toch een eigen boerderijtje. En met een beetje geluk komt hij aan een stukje onontgonnen grond. Dat is een mooie anekdote in het boek. De grond zou op een veiling verkocht worden. Er was een notabele, oud-burgemeester Tonckens, die het graag wilde toevoegen aan zijn natuurgebied in ontwikkeling. Maar zijn vertegenwoordiger op de veiling lette niet op en zette al in op een boerderij met grond die eerst aan de beurt was. Hij werd de koper. Toen de heidegrond werd ingezet, had hij de hem meegegeven financiële limiet als overschreven en was opa Bouwers tot zijn eigen verrassing de hoogst biedende. En dan kan hij het ontginnen.
Een buitenstaander zoals ik, die de regionale eigenheid van het gebied in het Drents-Overijsselse grensgebied, met woeste grond en zand- en veengronden niet van binnenuit kent is het misschien wonderlijk dat wisselen van plek, het aan- en verkopen van grond en het verkassen naar iedere keer een betere plek zo dominant is. De sterke, over generaties doorgegeven binding aan plaats en grond zoals dat in de beschrijvingen van Gerrit Wildenbeest blijkt is er kennelijk niet. Gekoppeld aan het wisselen van teelt en bedrijfstype, koeien er in, koeien er uit, eerst kippen, dan varkens en vervolgens toch akkerbouw, geeft dat een onrustig beeld. Was vader Bouwers een onrustige man? De dochter probeert er achter te komen en ziet wel dat hij ook de rust vindt achter zijn bord met eten en de warme gezelligheid met zijn kinderen. Toch laat hij nauwelijks in zijn ziel kijken ook al doet zijn dochter, als een gedegen en onversaagde volgeling van Coen Verbraak nog zo haar best. Het is een prachtig relaas geworden van meer dan honderd jaar familie Bouwers. Zeer leesbaar en ook wel spannend geschreven. De wisselingen van tijd en perspectief nopen de lezer tot aandachtig lezen en erbij blijven, maar het draagt er ook aan bij dat het geen droge chronologie is geworden. Mooi boek waarin het persoonlijke en het historische als een dubbele helix verbonden zijn.