( juni 2016) Goed nieuws ! : de trilogie ‘de Vrucht van hun arbeid’ is opnieuw uitgegeven. Bij uitgeverij Schokland, de Bilt, in de serie ‘Kritische Klassieken’.
Omstreeks 1980 kreeg ik het boek “Pig Earth” (Nederlandse titel “Het varken aarde”)van John Berger in handen. Behalve de prachtige verhalen over boeren in een dorp in de Franse Alpen, trof mij het “historisch nawoord” waarin een cultuur-historische schets wordt gegeven van het boerenbestaan. Daarin vond ik interessante gedachten over kwesties die mij al langer bezig hielden. Bijvoorbeeld over het zogenaamde boerenconservatisme en over het feit dat het boerenhandelen soms alle economische wetten tart. Berger zei “boeren zijn overlevers” en in die tijd waren we in het NAJK bezig een visie te schrijven over de toekomst van de landbouw. Een kwestie was waarop de nadruk moest worden gelegd: op inkomen of op continuïteit. (overigens werd dat ten onrechte als tegenstelling gezien) In een organisatie zoals het NAJK werd uiteraard gerefereerd aan de inzet van vakbonden van andere beroepsgroepen. In de vakbondsstrijd daar lag de nadruk altijd op inkomen ( en secondaire arbeidsvoorwaarden) Dat kan je niet overnemen voor de agrarische beroepsgroep. Dat vond ik althans. De bevestiging vond ik in de uitleg van Berger. Met name waar hij de begrippen “vooruitgang”en “continuïteit” naast elkaar zet. Daarover denkend begreep ik ook meer van de ambivalentie die boeren vaak ten toon spreiden over modernisering, schaalvergroting en “toekomstgerichtheid”.
Berger’s boek “De vrucht van hun arbeid” is een trilogie bestaande uit de delen Het varken aarde (1979), Ver weg in Eurpa (1988) en Sering en Vlag (1991. Uitgegeven door de Bezige Bij.
Het motto van de trilogie is: “Anderen hebben ge-arbeid en gij hebt de vrucht van hun arbeid geplukt” Johannes 4: 38.
Boeren zijn overlevers.
Johan Berger overleed op 2 januari 2017. Hij was 91 jaar. (zie ) John Berger was Engelsman maar woonde zijn halve leven in Frankrijk,in een klein dorp in de Alpen. Hij woonde tussen de boeren en leefde met de boeren. Het boerenleven is ook het thema van zijn werk. Het drieluik “De vrucht van hun arbeid” gaat over het boerenbestaan en het verval van de plattelandscultuur. Geen sociaal-wetenschappelijke verhandeling, maar gedichten, verhalen en een roman. Geschreven van binnenuit, omdat hij het boerenleven kent. Tegelijkertijd met de nodige afstand omdat hij van buiten het dorp in kwam en dus altijd, zoals dat in Nederland ook gebeurt met import-dorpsbewoners, buitenstaander bleef. Misschien juist daardoor, en omdat hij met een kunstenaarsblik, want kunstenaar is hij, naar het leven kijkt, levert hij meeslepende vertellingen.
Bijvoorbeeld in het tweede deel van het drieluik, Ver weg in Europa geheten, worden gebeurtenissen beschreven waarbij duidelijk wordt dat het dorp, het plattelandsleven van nu niet het plattelandsleven van de toekomst zal zijn. Wat eeuwigheidswaarde leek te hebben gaat verloren. De continuiteit van het boerenbestaan wordt doorbroken. In een van de verhalen verliest de hoofdpersoon Felix, een alleenstaande boer, zijn moeder. Zijn grote liefde. Nu moet hij voor alles zorgen, zijn huis, zijn vee, zijn was en zijn maaltijden. Want een vrouw om mee te leven en het boerenleven mee te delen is er niet. Ook al speelt hij nog zo mooi op zijn accordeon op de bruiloft van anderen. De hoofdpersoon uit een ander verhaal in hetzelfde boek wint de liefde van een vrouw uit de stad. Zij en haar man wonen in het dorp. Maar wonen en werken zijn gescheiden; hij werkt door-de-week in de stad en zij woont met de dorpelingen. Deze groene weduwe weet zich intiem te verbinden met een boer. Een thema dat we ook kennen uit de film “Kracht”.
Berger schrijft over hoe de cirkelgang van het boerenbestaan verloren gaat; het boerenbestaan verbonden met de cyclus in de natuur, van kiem tot vrucht, geboorte, wasdom en dood, van voorjaar, zomer, herfst en winter. Verloren door de “vooruitgang”. Vooruitgang die welvaart belooft en vrijheid. “Ver weg in Europa” staat ook prachtig tussen de beide andere delen. In het eerste “Het varken aarde” wordt juist die stabiliteit beschreven( wat zeker niet hetzelfde is als zekerheid, want de natuur heeft vele verrassingen in petto – Berger zegt ook ergens dat geen groep zo weet om te gaan met grote ingrepen in het bestaan). Minitieus en liefdevol geeft hij de verhalen van de dorpsbewoners over het leven weer.
In het derde deel, “Sering en Vlag”, zien we de plattelandscultuur uit een ander perspectief. Namelijk uit dat van afstammelingen van plattelanders wier omzwervingen in een vervreemdende cultuur worden beschreven. Soms blikt de grootmoeder terug naar het land achter de bergen. De stad, alle vooruitgang ten spijt, (symbolisch genoeg speelt een bouwkraan een belangrijke rol in de roman) bracht niet wat er werd beloofd.
Dit verhaal is symbolisch voor wat er wereldwijd aan de gang is. Op vele plaatsen wordt het boerenbestaan, en daarmee de levenswijze, bedreigd. Velen trekken uit de nood geboren naar de stad. En op vele plaatsen biedt de stad, de vooruitgang, je kan ook zeggen de wetenschap niet wat er werd beloofd: welvaart, geluk, verbetering van het menselijk bestaan.
Berger verklaart in een “historische nabeschouwing” in het eerste deel dat essentieel voor de boerencultuur, voor het boerendenken is dat men intuïtief altijd heeft geweten dat die beloften niet waargemaakt kunnen worden. En dat boeren kiezen voor overleven als basisstelling voor het leven. Daardoor in hun wezen ook meer bij het verleden betrokken (zeker voor wat betreft de morele vraagstukken) dan bij de toekomst (waar hij zich economisch gezien naar moet richten op straffe van verlies aan continuïteit). Een ambivalente houding. En zo wordt ook de vooruitgang beschouwd. En vanuit die houding worden wetenschap en politiek bekeken. Daaruit is wellicht ook de behoudende natuur van plattelandsbewoners verklaarbaar. Berger ziet conservatisme eerder als een zeer werkzame houding binnen het overlevingsstreven dan als domme behoudzucht gericht op behoud van materiele verworvenheden. Een sleutelzin in zijn werk over de teloorgang van plattelandsbeschavingen is mijns inziens de volgende.
………….”De opmerkelijke continuïteit in het levenspatroon en de wereldbeschouwing van de kleine boer krijgt, nu zij wordt bedreigd met vernietiging, een onverwachte actualiteit die ze nooit eerder heeft gehad. Het is namelijk niet alleen de toekomst van de boer die in het geding is. De krachten waardoor de boerenstand in grote delen van de wereld wordt geëlimineerd of weggevaagd zijn in tegenspraak met de meest hoopvolle verwachtingen die het principe van de historische vooruitgang ooit heeft gewekt”………
Dat is waar Bergers werk ons aan het denken zet en waarover het debat hoort te gaan.
Daarbij verbleekt het gekissebis over samenwerking tussen organisaties of over de mestwetgeving. Bergers werk verdient meer aandacht dan het kreeg en wat meer is; hij is een meester verteller die de taal weet te benutten om ons mee te voeren naar het wezen van de dingen.
In Nederland heeft Berger weinig bekendheid gekregen, behalve bij enkelen als Paul Kuypers die er in zijn essay “De cultuur van het overleven” (de Balie Amsterdam 1996) aandacht aan besteedde.
“Het boerenleven staat volledig in het teken van de strijd om het bestaan. Dat is misschien wel het enige kenmerk dat landbouwers waar ook ter wereld ten volle gemeen hebben. Hun werktuigen, hun gewassen, hun grond, hun meesters mogen verschillen, maar of ze hun arbeid nu verrichten in een kapitalistische maatschappij, een feodale of een andere, minder simpel definiëerbare, of ze nu rijst verbouwen op Java, graan in Scandinavië of maïs in Zuid-Amerika, wat ook de verschillen mogen zijn in klimaat, godsdienst of sociale geschiedenis, overal kan de boerenstand gedefiniëerd worden als een klasse van overlevers. Al anderhalve eeuw stelt dit taaie vermogen van de kleine boer om te overleven overheden en ideologen voor verrassingen. Het is vandaag de dag nog altijd zo dat de meerderheid van de wereldbevolking op en van het land leeft. Maar deze stand van zaken versluiert een opmerkelijk feit. Voor het eerst in de geschiedenis is de kans aanwezig dat de klasse van overlevers niet zal overleven. Er zijn over een eeuw misschien geen kleine boeren meer. Als de plannen uitkomen zoals de economische planbureaus zich dat voorstellen, zijn ze in West-Europa over vijfentwintig jaar al verdwenen.”
Dit is een citaat van John Berger uit het begin van “Het varken aarde”.
…(Maar) “wat ik me niet had gerealiseerd is dat ik bij het schrijven over een dorp, schrijven over boeren al die vaardigheden moest vergeten en andere gevonden moesten worden. Ik moest opnieuw leren schrijven. Op een andere manier. Ik zal het wat precieser uitleggen: in de eerste plaats is in het bewustzijn van de kleine boeren psychologische verklaring niet erg belangrijk. Dat wil niet zeggen dat ze geen psycholoog zijn of dat ze geen psychologische stemmingen kennen enzo, natuurlijk kennen ze die, maar ze beschouwen ze als een gegeven ze zoals ze het weer beschouwen. Dus psychologische verklaring is buiten de orde. Wat aan de orde is, is aktie en woorden, antwoorden.
In de tweede plaats, omdat iedereen in een dorp van iedereen weet heeft, zijn ze afkerig van kritiek. Het gezichtspunt vanwaaruit een verhaal kan worden vertelt kan voortdurend veranderen. Er kan in een zin, binnen een paragraaf iets staan vanuit het gezichtspunt van de bakker en in de volgende zin iets vanuit het gezichtspunt van het hele dorp wat gaat over de bakkerij. En in de volgende zin over hoe een kind het brood in de etalage van de bakkerij ziet. En dit alles zonder scheiding. Het is een soort conglomeraat. In feite is het een gemeenschappelijk bewustzijn, een gemeenschappelijk gezichtspunt.
Het duurt een hele tijd om te leren hoe dit verwerkt moet worden tot een stijl van vertellen.
Om nog wat nauwkeuriger te zijn op een onderdeel: ik bedoel, speciaal intellectuelen houden van het woord maar. (…..), om te komen tot een balans van verschillende argumenten tot een synthese enzovoort. Dus het woord maar wordt ernorm veel gebruikt. Boeren gebruiken het woord zeer zelden. Op de plaats waar normaal gesproken het woord maar zou staan, gebruiken zij en. Zo kan men iets zeggen als bijvoorbeeld: ‘Drie jaar lang hebben we het varken gevoerd, totdat ze 300 kg. woog. En we waren gek op haar en toen hebben we haar opgegeten.’
Niet: maar we hebben haar opgegeten. Dat is een stedelijke manier van denken. De boeren zeggen: en we hebben haar opgegeten. ” Er is geen tegenstelling tussen houden van een varken, goed voor haar zorgen en haar doden en opeten.
( Passage uit interview met John Berger door Marc Fekkes en Hanneke Savenije, uitgezonden in het NCRV-kunstprogramma “Vuur en Asch” op 8-10-1992 )