In de tuin op Papekoplaan 22 staat een steen met een kraan. Deze steen komt uit de boerderij Reesink in Henxel bij Winterswijk waar ik geboren en opgegroeid ben. De steen maakte onderdeel uit van een grote massieve oven die zich in de oude keuken van het achterhuis bevond. In dit stukje vertel ik iets over de steen en over het achterhuis van Reesink.
De oven sloot aan bij een grote schouw waaronder een fornuis heeft gestaan en waar eeuwen eerder waarschijnlijk een open vuur brandde. Helaas zijn van die oude situatie geen foto’s dus moeten we het doen met een beschrijving die ik uit mijn herinnering ophaal.
In het midden van de keuken was de schouw gebouwd met een gemetselde schoorsteen door het dak naar buiten. Direct naast de schouw bevond zich de oven, een massief geheel van halfrond gemetselde bakstenen, een bodem van tegels en een gietijzeren halfrond deurtje. Waarschijnlijk was het rookkanaal van de oven verbonden met het rookkanaal van de schouw waarin de pijp van het fornuis uitkwam. De steen, waarvan de voorkant vooral interessant is stond op de scheiding tussen schouw en oven en bevat een drie gesmede uitsteeksels.
Opvallend is de manier waarop de ijzeren knoppen in de steen zijn bevestigd: er zijn gaten in de steen gehakt en vervolgens zijn ze met gesmolten lood in de steen bevestigd. Ze zitten nog steeds muurvast. In de tijd waarin de boerderij is gebouwd, ik schat 17de eeuw, waren er nog geen steenboren en pluggen waren van hout. Dat was waarschijnlijk geen optie op zo’n warme plek.
De steen was toen die nog in gebruik was betegeld met blauw geglazuurde tegeltjes met een voorstelling van ongeveer 15 x 15 cm.
De uitsteeksels, de knoppen, staken a.h.w. door de tegeltjes naar buiten.
De knoppen waren bedoeld voor het ophangen van gereedschappen bij het gebruik van fornuis en oven, zoals tangen en poken.
De oven werd gebruikt voor het bakken van brood en misschien ook voor het drogen van fruit zoals appels.
Een oven binnen in een boerderij is wel uitzonderlijk; de meeste boerderijen hadden een oven in een vrijstaand bakhuis. Dat was in verband met brandgevaar.
Minder gefortuneerde boerenfamilies gebruikten een eenvoudige veldoven zoals op onderstaande foto’s. Deze werden vaak door meerdere families gebruikt. Een oven zoals op de foto rechts is ongeveer zoals mijn moeder die beschreef en die door mijn opa en oma Wieberdink in Ratum werd gebruikt. Ze deelden de oven die zich halverwege twee boerderijen in de wal van de weg bevond met de buren. Ik herinner me nog wel de restanten van de ingestorte oven. De familie haalde het brood toen al lang bij de bakker in Ratum. Maar daarvoor werd twee maal in de week een aantal broden gebakken, eenmaal was daar ook krentenbrood bij, een traktatie als er visite kwam. Dan kreeg je ‘krentenwegge’.
Als ik nu rond koffietijd in een boerenfamilie in Twente kom dan is er vaak ook ‘krentenstoet’. Daar zeg ik nooit nee tegen. In de grote ovens paste ook een groot krentenbrood van anderhalve meter dat werd gegeven aan een gezin waar een kindje was geboren. Het praktische aspect was dat de kraamvrouw dan een aantal dagen geen brood hoefde te bakken.
Bentheimer zandsteen
De steen is Bentheimer zandsteen. Dat is een makkelijk te bewerken materiaal dat voor veel doeleinden werd gebruikt. De slijpsteen die vlakbij de steen in de tuin staat, bij de composthoop, is van hetzelfde materiaal.
Bentheimer zandsteen werd vanaf de late Middeleeuwen gebruikt in Oost-Nederland voor gebouwen, opzetranden van waterputten, voerbakken, molenstenen en vele andere toepassingen. Het is makkelijk te bewerken. Onder meer het Koninklijk paleis in Amsterdam en de toren van de Martinikerk in Groningen en het stadhuis van Deventer zijn van Bentheimer zandsteen gebouwd. De Grote St. Jacobskerk in Winterswijk niet; die is veel ouder en is grotendeels uit tufsteen opgetrokken en ook bij de latere herbouw en uitbreiding is de oorspronkelijke tufsteen gebruikt. Dat kwam o.m. uit de Eiffel.
Sinds de 1951 is de verwerking van Bentheimer zandsteen niet meer toegestaan vanwege het vrijkomen van het schadelijk kwartsstof. Alleen voor restauraties wordt een uitzondering gemaakt, maar dan moeten er beschermingsmiddelen worden gebruikt.
Bad Bentheim ligt net over de grens bij Oldenzaal. Een leuk plaatsje, op een heuvel gelegen en er is een interessant kasteel en een zandsteenmuseum. Er is nog één zandsteengroeve in gebruik.
Reesink, een oud en een ‘nieuw’ gedeelte
Reesink wordt al in 1529 genoemd in de archief. Het voorhuis dat je op bovenstaande foto ziet stamt uit 1888. Het achterhuis uit de 16de eeuw. Reesink, soms ook geschreven als Reessink, werd tot halverwege de 18de eeuw bewoond door de familie Resink. Daarna kwamen er leden van de nabijwonende, op de boerderij ’t Voortwis, familie te Voortwis en vervolgens vanaf eind 19de eeuw woonden er Esselinks. Zij hebben het voorhuis gebouwd. Op het laatst, tot 1935 woonden er twee broers en een zus Esselink, Jan, Miene en Hendrik. Miene overleed, Jan hing zich op aan de hanebalken en Hendrik ging in ’t dorp bij familie wonen. Later kocht hij zich in in het bejaardenhuis Wamelinkhof. Dat was van de Hervormde Kerk en hij liet de boerderij na aan de Diaconie van de Hervormde Kerk. Daarvoor verwierf hij het recht om levenslang in het bejaardenhuis verzorgd te worden. In 1936 kwamen mijn vader en moeder op Reesink wonen. Ze namen diverse roerende zaken en dieren, waaronder een paard over en ook inventaris van het woongedeelte voor f 2207,- .
Mijn vader en moeder hebben daarover verteld in Toen wij in 1936 op Reesink kwamen…..
Ze pachtten eerst van Hendrik Esselink en toen die de boerderij aan de Diaconie van de Hervormde Kerk had nagelaten, werd die de verpachter. Bij de voordeur zit nog altijd een steen met de tekst ‘Diaconie der Nederlands Hervormde Kerk Winterswijk’.
In 1960 had de Diaconie geld nodig voor de nieuwbouw van het bejaardenhuis en toen werden vader en moeder eigenaar. Tot die tijd kwam de kerkenraad elk jaar op inspectie en moesten we dagen tevoren ramen wassen, opruimen, harken en vegen.
Op deze luchtfoto ( ongeveer 1955) is het oude huis omcirkeld. Te zien is dat het een op zichzelf staande boerderij was. Waar de schoorsteen uitsteekt was de schouw en de oven.
Het geeft ook een mooi beeld van de omgeving zoals ik die ervaren heb in mijn kindertijd. Je ziet de schoppe op de achtergrond. Waar je de ramen ziet waren kippenhokken. Achterin werd het graan opgetast. Aan de achterkant was een lager gelegen gedeelte waar aardappelen werden opgeslagen en linksachter was een paardenstal. Strak tegen de schoppe stond een enorme rode beuk.
Op deze foto van de voorzijde zie je nog net twee witte sluitstenen van de enddeur. Daarin staan de initialen JWE en JGE en het jaartal 1885. De initialen staan voor Jan Willem Esselink en zijn echtgenote Janna Geertruida Esselink. Er stond aan de voorzijde een enorme kastanjeboom. Daarin zat overdag op een van de lagere takken vaak een bosuil. Die kon je recht in de ogen kijken. Links in de gevel zie je naast de deur een raam. Dat was het washok en later de keuken en het raam iets hoger is een opkamer. Daar sliep ik. Ook een periode met mijn beide broers Bram en Harry. Met drie bedden naast elkaar kon je er amper tussendoor. Aan de kant van de deel was een gangetje en in de opkamer zat een luik waardoor je in het gangetje kon kijken. Soms dachten ze dat ik sliep maar keek ik stiekem van bovenaf naar mijn grote broer die daar nietsvermoedend met zijn verkering stond te vrijen. Terug naar de luchtfoto. Rechts zie je een kippenhok en de witte vlekjes zijn de loslopende kippen. Op de voorgrond zie je de fruitbomen en de groentetuin. Het hokje bij de rand van de cirkel rechts is het stookhok voor de fornuispot. Dat was een grote koperen ketel met een gietijzeren deksel met een oven eronder. De ketel had een hoogte van een meter en een doorsnede van anderhalve meter. Er zaten twee oren aan en was met twee man amper te tillen. Daarin werden aardappels voor de varkens gekookt, mijn moeder kookte er de was in en alle wechflessen met vlees na de slacht en van de groenteoogst werden erin dicht gekookt. Ook als er heet water nodig was, zoals bij de slacht, kwam dat uit de fornuispot. Ik vond het als kind heerlijk om ’s avonds in het halfduister liggend in het hok het vuurtje op gang te mogen houden. Er werd veel tijd besteed aan het verbouwen en inmaken van groenten. De kelder stond vol wechflessen met bonen, worteltjes, snijbonen, bieten, vlees, schalen met balkenbrij en hoofdkaas en potten met zuurkool.
Op de foto hieronder zie je het achterhuis. Er hangen nog gordijnen voor de ramen en werd bewoond. Tot ongeveer begin jaren 50 woonde de familie Bollen er. Zoontje Hans is er geboren en was later toen ze naar het dorp verhuisden wel een speelkameraadje. Vanaf hun vertrek stond het achterhuis leeg tot rond 1960. Toen zijn we begonnen met het uitbreken en verbouwen. Er kwamen varkens in. Met name het afbreken van de oven en de schoorsteen was een groot karwei. Er zijn honderden bakstenen en stukken zandsteen verwijderd. De tegeltjes hebben nog lang in een lade van een grote kast gelegen. In het woongedeelte zat, bij de aansluiting met het nieuwe huis van 1888 ook een bedstede en een klein zoldertje. Dat vond ik altijd een geheimzinnig hoekje dat vol met oude rommel stond. Op het zolder er boven stonden diverse voorwerpen waaronder dat wat je op de onderste foto ziet en nu bij het terras naast het houthok hangt.
Johan Weerkamp
januari 2023