Dwarsliggers in Appelscha – Marianne Kootstra
Een boek schrijven over je eigen familie is een lastige opgave. Ik weet het uit eigen ervaring. Alles lijkt belangrijk, heel veel is interessant. En het moet compleet zijn want je hebt niet voor niets zo veel informatie verzameld. Ook mogen de voorouders en zeker de nabije en nog levende familieleden niet slecht afgeschilderd worden; loyaliteit aan de familie weegt zwaar. En een al lang postgevatte opvatting over de bewonderde daden van je voorouders moeten het liefst overeind blijven.
Om het verhaal aantrekkelijk te maken moet er een leidend thema zijn. Marianne Kootstra heeft dat gevonden: dwarsliggers. Haar boek Dwarsliggers in Appelscha – over veenstekers, armoede, dienstweigeraars en sociale verheffing ( 2003 uitg. Afûk Leeuwarden) is prachtig uitgevoerd met veel illustraties uit eigen archief en foto’s uit verzamelingen uit de sociale geschiedenis. De veertig familieverhalen bestrijken grofweg de periode 1900 tot 2020. De nadruk ligt op de sociale strijd in het begin van de 20ste eeuw waarin de Eerste Wereldoorlog, de strijd voor algemeen- en voor vrouwenkiesrecht en voor menswaardige behandeling en fatsoenlijke beloning de springende onderwerpen zijn. En dat geldt zeker voor de omgeving van de beschreven families, het veengebied in Zuidoost Friesland. De familieleden in de eerste van de vijf beschreven generaties waren zowel arbeiders in het veen als ook verveners, eigenaar van een stukje veen. Met name de vrouwen wisten zich ook min of meer aan het harde bestaan te onttrekken door banen in de administratie van de zuivelfabriek of in de verpleging. De veenfamilies werden ook boeren, er werden aardappels verbouwd en melkkoeien gehouden. Uiteindelijk is de auteur Marianne Kootstra zowel boerendochter als nazaat van generaties wiens leven door harde arbeid onder sociaal zware omstandigheden en gering perspectief werd getekend.
Het leidende thema, dwarsliggers, kent meerdere in sterke mate samenhangende kanten. Verzet tegen uitbuiting en kleineren van veenarbeiders is de kern. Daarmee samenhangend ontstond in tijd en omgeving een eigenzinnige houding waar het de kerk en de staat betrof. Het geloof kwam niet uit de kerk maar uit de overtuigingen over een sociale heilsstaat. Dat ds. Ferdinand Domela Nieuwenhuis als een inspirator gold is duidelijk. Hij ontwikkelde zich door wat hij zag aan sociale ongelijkheid, armoede en onrecht van Luthers predikant tot atheïst, geheelonthouder, leider van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht, antimilitarist en anarchist. De afschuw van de verschrikkelijke Eerste Wereldoorlog en de vele doden en de verwoeste levens van de gewone soldaten, arbeiders van verschillende nationaliteiten tegenover elkaar, speelde in de jaren twintig van de vorige eeuw een grote rol.
Tegen die achtergrond maakten de Kootstra’s, de voorouders uit de families Pool, de Jong en Oosterlo keuzes. Voor de sociale strijd, voor vrijheid, tegen dwang. Dienstweigeraars en atheïsten. Ze werden er voor opgesloten. Dat maakt hen dwarsliggers. Maar niet altijd aardige, sociale mensen. Er waren ook onhebbelijke gedragingen en binnenvetters die niet aangenaam waren voor hun omgeving. En misschien was het in sommige situaties ook onmogelijk om niet voor de sociale strijd, om niet voor de staking te kiezen. Elke sociale beweging heeft ook volgers.
De presentatie en de voorpublicaties van het boek riepen een beeld op van een boek over autonome helden, van mensen zonder karakterzwakte. Dat kan haast niet waar zijn dacht ik en dat blijkt ook uit het boek. Het gaat over mensen, met sterke en zwakke kanten. Dat de sterke en karaktervolle aspecten wat meer belicht zijn dan de tegenkant heeft misschien iets te maken met de loyaliteit als je schrijft over familie. Een heikele opgave. Zeker als je het moet hebben van verhalen over mensen die je zelf niet hebt gekend en die zijn doorverteld en een eigen kleur hebben gekregen. Het schetsen van een volledig afgewogen beeld over het leven van mensen uit vervlogen tijden is vrijwel onmogelijk. En dus heeft Marianne Kootstra een mooi eerbetoon aan haar voorouders gemaakt en een boeiende episode uit deel van de sociale geschiedenis van Zuidoost Friesland geschreven. Ze is niet verzopen in details, ze heeft zich niet laten verleiden tot slaapverwekkende volledigheid, ze is respectvol en terughoudend over al te particuliere eigenschappen en gedragingen van nabije familie en heeft vast heel veel “darlings gekilld”.
Ik heb ervan genoten en van geleerd.
De avond is ongemak – Marieke Lucas Rijneveld
In De avond is ongemak (Marieke Lucas Reijneveld -2018) wil de hoofdpersoon, de ik-figuur met haar vader mee naar het ijs waarnaar broer Matthies al is vertrokken. Toen hij vertrok riep hij nog ‘ik ben voor de schemering thuis” en zwaaide nog naar haar. Dan gaat het uitje met vader niet door, er is een koe aan de ‘kalverdiarree’. Hij had het beloofd maar “dit is een uitzondering, zei vader”. “Tegen uitzonderingen waren we niet opgewassen, niemand kon sowieso op tegen de koeien, die werden altijd voorgetrokken, zelfs als ze niet om aandacht vroegen, als ze volgepropt met hun dikke, logge lijven in de ligboxen lagen, kregen ze het nog voor elkaar om de uitzondering te zijn. Mokkend had ik mijn armen om me heen geslagen. Al het oefenen op de Friese doorlopers was voor niets geweest”.
Broer Matthies komt niet terug en de veearts komt aanzeggen dat hun broer dood is. Boer Evertsen heeft hem uit het meer gevist. Vanaf dan iets niets meer hetzelfde op de boerderij. Moeder eet niet meer, vader verdrinkt in het werk en in zijn zelfverwijt en de kinderen experimenteren met leven en dood, pijn en angst. Daarvoor gebruiken ze kikkers, de haan, zilvervisjes en hun eigen en elkaars ingangen en uitgangen. De ouderlingen eten de koekjes op ( gebeurde dat ook niet in Maarten ’t Hart’s Een vlucht regenwulpen ? – net zo’n verontrustend boek over het gereformeerde plattelandsmilieu), de bijbelteksten van de dominee dienen als verbindende regels tussen de passages waarin dierlijk en menselijk gedrag heel dicht bij elkaar komt en uitwerpselen, lichaamssappen en experimenten met genots- en pijnervaringen afgewisseld worden. Dan ook nog overvalt de MKZ boerderij en gezin. De lampekap wordt niet vervangen, het peertje verspreidt schel licht en scherpe schaduwen en dode vliegen liggen op het aanrecht. De hoofdpersoon kan niet poepen waarop vader uierzalf in haar anus smeert en olijfolie, een noviteit in het gezin waar alleen echte boter op tafel komt, in haar keel giet. Uiteindelijk vindt ze verlossing in de diepvrieskist, samen met de padden. Het boek is doortrokken van walging en wanhoop en de beschrijvingen zijn vaak net niet expliciet maar expliciet genoeg om de tragiek een duistere lading te geven.
Hoor nu mijn stem – Franca Treur
Hoor nu mijn stem zou gezien kunnen worden als Franca Treur’s opvolger van Dorsvloer vol confetti. Het is niet persé een plattelandsroman. De thema’s, losraken van je geloofsovertuiging, het je verhouden tot je innerlijke stem, vrij of juist gebonden leven, keuzes maken in een dwingende context, kunnen ook in andere omgeving geplaatst worden. Maar het platteland, het benepen kleindorpse, speelt wel degelijk een rol, al was het maar omdat het grootste deel van het leven van Gina, de hoofdpersoon, zich er afspeelt. Een omgeving waar, anders dan in een stad met een diverse populatie, tegenspraken makkelijker buiten de deur gehouden kunnen worden. Ze woont er bij haar opa en zijn twee zussen waarvan een er zich manifesteert als de opvoedende ouder. Een van beiden, tante Ma, is “in de heer”; ze is geroepen. De ander, tante Sjaan is dat niet. Buurjongen Arco rijdt op de trekker maar ziet af van een toekomst in de landbouw. De hoofdpersoon gaat studeren in de stad maar blijft verbonden met de geïnternaliseerde overtuigingen. Tot ze na grote beproevingen er afstand van neemt. Die worsteling wordt beschreven met woorden en uitdrukkingen waar de lezer wel wat ervaring mee moet hebben om de reikwijdte te voelen. Waar schrijvers als Siebelink, Maarten ’t Hart en Jan Wolkers de ‘tale Kanaäns’ selectief gebruikten en ervoor zorgden dat de lezer mee kan komen, ook doordat ze met enige relativering en lichte gepaste spot het milieu beschreven, lijkt Franca Treur geen moeite te hebben de lezer te benaderen alsof hij abonnee is van het Reformatorisch Dagblad. Ik heb het ervaren als een echt verhaal dat alleen van binnenuit geschreven kon worden, maar dan wel door iemand die uit de kring is gestapt. Nou ja, gestapt; eerder zich ervan heeft losgescheurd. Door inleving alleen is het denk ik niet mogelijk zo indringend de benauwdheid van schuld, schaamte en angst die gepaard gaat met het ontworstelen aan een dwingend in verstand en gemoed geplante overtuiging te beschrijven.
Dörte Hansen is opgegroeid in het 455 inwoners tellende dorpje Högel in Sleeswijk-Holstein. Ze heeft taalwetenschappen gestudeerd en gewerkt als journalist. In 2015 verscheen haar debuutroman Altes Land (vertaald als Het Oude Land) en in 2018 volgde Mittagstunde ( Het Middaguur). De taal van de streek, het Oost-Fries, speelt in haar boeken een prominente rol. In Het Middaguur heeft de vertaler gekozen voor het onvertaald laten van sleutelzinnen en –uitdrukkingen. Zeker voor iemand die in het Nedersaksisch taalgebied is opgegroeid is dat goed te volgen. Sterker nog; het heeft een heel krachtige werking in het verhaal en verrijkt de karakters. Beide boeken ademen de verbondenheid van de schrijfster met het land en de mensen. Zo authentiek en vanzelfsprekend geschreven dat je erin opgenomen wordt. Zo verging het mij tenminste.
Het oude land – Dörte Hansen
Het Oude Land begint kort na de Tweede Wereldoorlog als de hoofdpersoon Vera als kind met haar moeder uit Oost Pruisen naar Oost Friesland vlucht. Ze belanden op een boerderij bij boerin Ida Eckhoff. Ze verdienen er de kost maar moeder Hildgard von Kamcke verliest niet haar trots ook al wordt ze als een ‘Polacke’ gezien. Moeder Hildegard en boerin Ida onderhouden een strijdrelatie maar Hildegard blijft overeind. Na verloop van tijd hertrouwt ze en verhuist naar Hamburg. Vera blijft op de boerderij bij Karl, de zoon van Ida die met een oorlogstrauma is teruggekeerd. Vera ontwikkelt zich tot de vrouw des huizes en geeft ook onderdak aan nichtje Anne en haar zoontje Leon. Anne is na een mislukte relatie en een afgebroken muziekcarriëre als meubelmaker verdergegaan en gaat als tegenprestatie voor kost en inwoning het huis restaureren, te beginnen met het dak. Dan ontstaat er een spannende relatie zowel binnenshuis als ook met de omgeving waarbij oorspronkelijke bewoners van het dorp met gemengde gevoelens naar de ontwikkelingen op de boerderij kijken. De klassieke thema’s rond traditie, conventie, eigenzinnigheid en vernieuwing, stedelijke- en plattelandscultuur, en de omgang met natuur en milieu komen in schetsen van karakters en dialogen op een beeldende manier langs in het verhaal.
Wat staat is de boerderij en dan bedoel ik zowel het gebouw dat de tijdperken en generaties overleeft als een rots in de branding, weliswaar met alle slijtage van dien, maar ook de plaats waar mensen overleven en zich aanpassen, strijden en zich met elkaar verzoenen of aan elkaar zijn overgeleverd en gedogen. De boerderij staat ook voor het voorzien in de levensbehoeften, sommigen met de oude vertrouwde productiemethoden, anderen aangepast aan de moderne tijd met eigen gemaakte jam en duurzaam en moeizaam gegroeid fruit. De boerderij is de plek van waaruit het omringende land wordt gevormd en beheerd. En de boerderij is een vluchtplaats voor de verdoolden uit de stad waar de vluchtigheid om zich heen grijpt en vaste grond onder de voeten niet mogelijk is. Die boerderij staat in een wereld van vluchtelingen.
Het oude Land is niet voor niets door de Duitse boekhandel uitgeroepen tot het boek van het jaar en waarvan 700.000 exemplaren zijn verkocht. Een boek dat blijkbaar een baken is in een tijd van vluchtelingen.
Middaguur – Dörte Hansen
Middaguur is het zo mogelijk nog sterkere tweede boek van Dörte Hansen. De taal is nog beeldender, het verhaal toont wat meer samenhang, de karakters spreken zonder uitzondering tot de verbeelding en de geschiedenis die wordt verteld is bizar én geloofwaardig. Dit soort families in dit soort dorpen bestaan en de beschreven intriges hoeven niet verzonnen te worden.
De centrale figuur is een man die in Hamburg woont, op de universiteit werkt en zich genoodzaakt ziet naar zijn geboortedorp en –huis terug te keren om te zorgen voor zijn behoeftige grootouders die hem als hun eigen kind hebben grootgebracht. Het verhaal onthult geleidelijk wie zijn moeder en zijn vader waren. Grootvader en moeder hebben een boerderij annex café en feestzaal in een krimpende dorpsgemeenschap in Oost Friesland. Er zijn boeren, een molenaar, een bakkerij waar onverkoopbare koeken worden gebakken. Er zijn feesten, huwelijken en vergaderingen. Enkele jongeren gaan naar de middelbare school in de stad uitgeselecteerd en voorbereid door de enige onderwijzer in het dorp die ook amateur-geoloog is en de cultuur bewaart. Een van de gymnasiasten is de hoofdpersoon die de interesse in geologie overneemt. Het is voor hem ondenkbaar om niet terug te gaan naar het dorp van zijn kindertijd als zijn grootouders dement en behoeftig worden. Hij wast en koestert zijn grootvader, verricht hand- en spandiensten in café en zaal en beschouwt de gebeurtenissen in het dorp. Een dorp dat veranderingen niet tegenhoudt. De molen gaat dicht en wordt ingenomen door een kunstenaarscommune uit de stad. De dorpsstraat wordt verbreed, het land verkaveld en vlak geschoven. Geologische vindplaatsen verdwijnen. Veel boeren blijven er niet over.
Zo vergaat het vele dorpen in West Europa. Dat heet vooruitgang.
Ons soort mensen – Judith Zeh
Ons soort mensen ( oorspr. titel Unterleuten) van Judith Zeh gaat ook over vooruitgang, maar dan op het platteland van de voormalige DDR. De grond werd tot de Wende geëxploiteerd door een Landwirtschaftliche Genossenschaft. Nu is die geprivatiseerd. De eigenaar kan wel een financiële injectie gebruiken en gaat een verbond aan met een investeerder in windmolenparken. Ze komen net wat grond te kort en proberen een nieuwkoomster die een manege wil beginnen over te halen grond te verkopen. Dat stuit op bezwaar van haar vriend die de kemphaan wil beschermen. De investeerder speelt het hard en roept heftige weerstand op. Er zijn ook oude rekeningen te vereffenen uit de tijd van de LPG. Een eenzelvige zonderling met een garage probeert de hem onwelgevallige nieuwkomers letterlijk uit te roken met brandende kabels en autobanden. Genoeg voor een soms hilarisch verhaal waarin de verhouding tussen stad en platteland het centrale thema is.
Dat het niet zo ver bezijden de actuele werkelijkheid is zien we aan het nieuws over de controverse over windmolenparken in Drenthe en Groningen. De belangen bij de energietransitie zijn gigantisch groot en boeren zoeken naar hoger rendement van hun grond. Maar er zijn ook burgers die niet in de slagschaduw van de wieken willen wonen.
Schokland – Saskia Goldschmidt
De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik met enige reserve begon te lezen in Schokland van Saskia Goldschmidt (2018). Het kwam me voor dat de tragiek van de aardbevingen, het politieke gestuntel daarover en het verdriet, woede en de angst van de Groningers opeens publicitair geëxploiteerd ging worden. Er was immers ook net de roman Liefde en aardbevingen van Jan Mulder verschenen en dat boek had niet zulke beste recensies gekregen. ( bombastisch, rommelig, boeketreeksachtig – alleen de naam van het dorpje al: Huile !) En Jan Mulder woont dan nog in Groningen en is er geboren; hij zou recht van spreken kunnen hebben. Saskia Goldschmidt verruilde Amsterdam tijdelijk voor Groningen. Dat hoeft geen bezwaar te zijn; Geert Mak had immers ook een mooi boek geschreven over een plaats waar hij niet ( meer) woonde: Hoe God verdween uit Jorwerd ( 1996).
Het verhaal van Schokland speelt op de gelijknamige boerderij waar Ootje en Zwier Koridon met hun dochter Trijn wonen. Hun enige zoon en beoogd opvolger is omgekomen bij een ongeluk. Vader en moeder proberen Trijn te koppelen aan een onooglijke jongen die met zijn ouders komt kennismaken. Ze hopen op een arrangement. Maar Trijn neemt de benen en komt drie jaar later terug met een kindje, haar dochtertje Femke. Ze wordt in genade weer opgenomen en werkt op de boerderij van haar ouders. Dan ontwikkelt zich het bekende dramatische scenario van de bevingen als gevolg van gaswinningen. De strijd van de gedupeerden tegen de veroorzakers en de autoriteiten. De angst en de drama’s wanneer stallen instorten en koeien in de mestput klem komen te zitten. Brand als gevolg van bevingen en kortsluitingen. Het atelier waar de overleden broer dode dieren prepareerde, zijn hobby, wordt ontdekt en ook hier lijken de autoriteiten regelzucht boven proportionaliteit te verkiezen: het is een strafbaar feit om geprepareerde dieren zonder vergunning in bezit te hebben. Ze moeten weg en een proces dreigt. De strijd tegen ‘de-schuld-in-de-schoenen-van-de-gedupeerde-leggende” instanties en overheden en het gevecht om realistische schadevergoedingen neemt een belangrijk deel van het verhaal in beslag. Dat daar dramatiek bij komt kijken is begrijpelijk en aanvaardbaar in een roman, maar de verhalen die in de krant hebben gestaan en in de media zijn getoond zijn indringender dan deze romanversie. Over de top is het om de in het verhaal figurerende ambtenaren Vlinderstrik, Stippeldas en Groenbril te noemen.
Hoofdpersoon Femke krijgt een relatie met Daniëlle, een onafhankelijke jonge boerin met inzichten die goed passen bij die van Femke en haar sterken in haar strijd met haar moeder voor een nieuwe op duurzaamheid gerichte bedrijfsvoering. Bij elkaar beroven deze elementen het verhaal van zijn authenticiteit en krijgen we in plaats van echte Groningse mensen de wensbeelden van de schrijfster te zien.
Er is ook nog wel gerechtigheid in het verhaal; de ambtenaar die de opgezette dieren moet weghalen weet een menselijke juridische uitweg en toont zich een barmhartige persoon ( compensatie voor de hardvochtige types die over taxaties en vergoedingen gaan?) met wie moeder Trijn een warme relatie ontwikkelt tot en met romantische dineetjes bij kaarslicht. De verwikkelingen rond buurman Fokko van boerderij de Wijde Wereld, die is getraumatiseerd, steeds zonderlinger wordt en radicaliseert, allemaal plaatsbaar in de context, en die uiteindelijk in het vuur van zijn zelfgemaakte explosieven om komt, dragen er voor mijn gevoel wel aan bij dat het al met al een overdadig geconstrueerde roman wordt. Wat sterk overeind blijft is het doorlopende thema van de standvastige, volhardende boer(in) die erf en goed tot het laatst verdedigt. Lees en oordeel. Het is wel onderhoudend geschreven.
Het lied van de vlakten – Kent Haruf
Kent Haruf schreef twee op elkaar aansluitende romans die spelen in het plaatsje Holt in Colorado. In Het lied van de vlakten (Plainsong 1999) figureren twee maal twee broers. Twee jongens van rond de tien jaar en twee broers van ver in de zestig. De twee jongens moeten hun moeder missen. Zij kan het leven niet aan en trekt weg bij haar kinderen en haar man, een leraar op een middelbare school met sterke opvattingen over rechtvaardigheid en menselijkheid. De jongens zijn zeer zelfredzaam en hebben op hun jonge leeftijd al een vanzelfsprekende rol als gevers van aandacht en respect voor een vereenzaamde eenzelvige oude vrouw. De zelfredzaamheid geldt ook voor de oudere mannen die samen een boerderij runnen en er een vast levensritme op na houden ver van de bewoonde wereld. Wel hebben ze zo nu en dan wat helpende handen nodig als het vee bij elkaar gedreven, onthoornd of gevaccineerd moet worden. Door bemiddeling van lerares Maggie Jones wordt het zwangere meisje Victoria Roubideaux bij de gebroeders Mc Pheron op de boerderij ondergebracht. Ze krijgt er haar dochtertje, gaat weer naar school en er ontwikkelt zich een ontroerende wederkerige verhouding tussen Victoria en de broers. Ze koesteren en beschermen de beide meisjes alsof het hun dochter en kleindochter zijn en zij zorgt voor hen alsof ze vader en opa tegelijk zijn.
Het is een langzaam verhaal met betekenis in elke regel, vol ingetogen maar beeldende beschrijvingen van bewegingen, landschappen, verhoudingen en relaties tussen mens en dier. De luchten zijn wijds, de bergen doemen op uit de nevel en de grond is bedekt met plakken sneeuw. Maar ook zijn er de kroegen, op de zaterdagavond vol met pratende, dansende, drinkende en etende mensen in een dikke warme lucht van drank en rook. De personages zijn puur en gebruiken niet veel woorden. Behalve wanneer ze dronken zijn. De mannen en vrouwen flirten, lonken en sjansen. Sommige personages raken van het pad. Ze raken verloren in armoede en miezerigheid. Ze zijn alleen maar worden toch opgevangen. Allemaal moeten ze strijden voor een plaatsje in de gemeenschap, ze overleven, niemand krijgt het voor niks. Naast vechtpartijen en aanrandingen is er ook mededogen. Een harde maatschappij met zachte mensen. De taal is direct en beeldend. Onopgesmukt en vol van betekenis. Een prachtig boek over het Amerikaanse platteland.
Het avonduur – Kent Haruf
In Het Avonduur (Eventide 2004) borduurt Kent Haruf voort op de gebeurtenissen die hij heeft beschreven in Het lied van de vlakten. Centraal staan weer die twee maal twee broers en Victoria met haar dochtertje. De oude mannen moeten tot hun verdriet afscheid nemen van Victoria. Ze heeft haar school afgemaakt en gaat studeren in de stad. De broers verzorgen hun vee, daarbij soms geholpen door Guthrie en zijn twee zonen. Op een dag gaat het mis en laat een van Mc Pherons het leven als ze de stieren naar stal willen drijven en broer Harold de dolle kracht van een stier niet kan weerstaan. Broer Raymond kan hem niet redden en belandt zelf in het ziekenhuis. Victoria komt direct terug om voor hem te zorgen. Ze schort haar studie op. In dit boek wordt ook de trieste geschiedenis van een stel met een tragisch levensverhaal, beschadigde levens, beperkte vermogens en een samenloop van pech beschreven. Hun onmacht om zichzelf en hun kinderen te beschermen en het zacht dwingende optreden van politie en sociaal werk is roerend.
Ook dit boek wordt gekenmerkt door de vloeiende taal en verteltrant. Soms lijkt het langzaam. De weg van de boerderij naar de stad wordt misschien wel zes keer op dezelfde manier beschreven. Van de gravelweg naar de hoofdweg naar de autoweg, door het dal met in de verte de bergen in de nevel en dan de contouren van het stadje en het begin van de winkelstraat tot aan de supermarkt; hadden we dat niet al eerder gelezen. Ja, maar het maakt dat we weer meegaan in de auto met een van de personages, alsof we naast hem zitten en met hem het landschap en de atmosfeer ervaren. Geen woord teveel, trefzeker en met mededogen geschreven. Je voelt je opgenomen in dit stukje midwesten van Amerika en geroerd door de levens van stuk voor stuk eenvoudige, authentieke mensen. Hun soms lompe en ordinaire gedrag, hun verlangens en sentimenten, hun primaire verlangens en de soms druipende sensualiteit; je neemt het allemaal zoals het zich voordoet en zonder dat je je van ze af wil wenden. Wat een prestatie van deze schrijver!
( Van Kent Haruf verscheen in 2017 het verhaal Onze zielen bij nacht (Our souls by night). Ook dat verhaal speelt in Holt Colorado maar de omgeving van stad en platteland is voor de verhaallijn minder van betekenis dan in de andere boeken. Het is een ontroerende vertelling over een man en een vrouw in dezelfde straat die beiden alleen zijn en besluiten hun nachtelijke eenzaamheid te overkomen door de nachten samen door te brengen. ’s Ochtends vroeg zijn ze weer beiden in hun eigen huis. )
Dit is mijn hof – Chris de Stoop
Dit is mijn hof (uitg. de Bezige Bij 2015) is een belangwekkend en ontroerend boek. Het past in het rijtje ‘Hoe God verdween uit Jorwerd’ van Geert Mak en ‘de Graanrepubliek’ van Frank Westerman, maar het heeft wel wat deze beide boeken niet hebben: de voortdurende persoonlijke betrokkenheid bij de omgeving die wordt beschreven. Het boek is van Chris de Stoop en het gaat over Chris de Stoop zonder dat hij zichzelf centraal wil stellen. De geloofwaardigheid is daardoor hoog. Bovendien is de stijl poëtischer dan die van Mak of Westerman die eerder chroniqueurs zijn dan verhalenvertellers.
Dit is mijn hof verhaalt over de familie de Stoop, met name over de broers Christian en hij die consequent wordt aangeduid met `mijn broer`. Zijn naam wordt niet genoemd en we weten dat hij zichzelf het leven heeft benomen, maar we horen niet hoe of waarom. Of, toch, misschien als we het boek uit hebben weten we het wel. Er is een scene over een balk die doorzakt en door beide broers met veel inspanning wordt gerepareerd voordat de hele schuur inzakt. Er is de beschrijving hoe de broer vloekend en zuchtend vorstdagen heeft moeten doorkomen met een bevroren waterleiding en de koeien emmer voor emmer van water heeft moeten voorzien. Beschreven wordt hoe de broer alleen blijft als moeder naar een verpleeghuis moet en op de hof achterblijft, genoeg aan brood en soep uit een pakje. Of de situatie dat er een “razzia” plaatsvindt door de controle-instanties die het hele bedrijf en huis overhoop halen op zoek naar aanwijzingen voor het gebruik van hormonen bij het mesten van het vee. Als ze weg zijn zegt broer tegen de ik-figuur: ‘zeg nu zelf, ze willen ons kapot’. De schrijver laat feilloos zien wat het betekent op te groeien op een agrarische familiebedrijf en hoe hij, in tegenstelling tot zijn broer zijn wereld groter kan maken door afstand van te nemen van waar hij is geboren. Wat hem op verwijten van zijn broer komt te staan. Maar naarmate de tijd verstrijkt voelt zijn “afwezigheid steeds meer aan als desertie”. “Aan familie ontsnap je niet. Familie blijft altijd familie. Zeker een boerenfamilie”. Als zijn broer er niet meer is neemt hij verantwoordelijkheid, of eigenlijk is het onontkoombaar om de hof te bewaren. De liefdevolle beschrijvingen van de afbraak van het lichaam en de geest van de moeder, die zich ook onverzettelijk toont, zijn roerend en vaak ook geestig. Het boek verhaalt vooral ook over de liefde voor de natuur, over de verbondenheid met het landschap en hoe dat kapot wordt gemaakt door de natuurbescherming. Deze paradox wordt beschreven in een zoektocht waarbij het de recente en oude geschiedenis van de polders langs de Westerschelde wordt geschetst. En de machtsstrijd om de uitbreiding van de haven van Antwerpen waarbij de milieubeweging in een sluw strategische spel probeert te scoren met natuurcompensatie. Als die nieuwe natuur van de tekentafel is gerealiseerd moet ze weer verdwijnen voor verdere uitbreiding van de haven die dan weer moet worden gecompenseerd; ten koste van vruchtbare polders zoals de Hedwigepolder. Als er al kritiek op dit prachtige boek mogelijk is dan is het misschien dat deze zoektocht naar de machinaties rond deze verwoesting van traditie, landbouwcultuur, landschap en verstoring van verhoudingen in gemeenschappen en families, een dwaaltocht is geworden. Maar misschien is het wel kenmerkend voor wat er gebeurt: velen verdwalen. En wat de schrijver aan het eind van zijn verhaal weet is “dat wij uit de tijd gevallen zijn maar de tijd ons ook in de steek gelaten heeft”.
Een monument van een boek!
( in 2000 verscheen van Chris de Stoop het boek De Bres – uitg. de Bezige Bij – waarin hij ook over de uitbreiding van de Antwerpse haven schrijft en de gevolgen voor dorpen, polders en boeren. Dat lijkt hetzelfde onderwerp als in Dit is mijn hof, maar het laatste boek is persoonlijker en de verwording van de natuurbescherming naar natuurontwikkeling en de onderhuidse woede daarover is een centraal thema en dat maakt dat het onderwerp de lezer nog meer raakt)
Oogst – Jim Crace
Zelden zo´n mooi boek gelezen over de episode in de geschiedenis waar de heren de dienst gingen uitmaken over het laatste wat er nog was aan collectiviteit: het gebruik van de gemeenschappelijke gronden. In verschillende landen en streken, in verschillende tijden werd dat ook `the commons´, de meent of de marke genoemd. In ons land werden ze verdeeld in de 19de en de 20ste eeuw en soms bestaan ze nog, maar dan vooral als beschermenswaardig historisch overblijfsel met de nodige nostalgie. Daarvoor konden boeren ze benutten als weidegrond voor hun koeien en schapen of voor plaggen, brand- en gebruikshout. Ook konden nieuwe bewoners van buiten de streek er zich vestigen wanneer ze tenminste zorgden dat ´s morgens voor zonsopgang er een vuurplaats en een hut was met een opening waaruit rook moest komen. Dat is mooi beschreven in Publieke werken van Thomas Rosenboom (1999- uitg. Querido). Oogst speelt zich af in Engeland en beschrijft de hebberigheid van de niet verlichte adel die een hele gemeenschap vernietigt door het land op te delen in door muurtjes en heggen afgescheiden percelen waarop schapen werden gehoed. De schapenwol kon door min of meer industriële verwerking, het begin van de industrialisatie, de markt op. Daarmee was het afgelopen met graanteelt en het houden van koeien. Voorheen was de grond van de landheer, maar kon de gemeenschap die gebruiken. Er werden gewassen verbouwd en na de oogst konden de koeien en de varkens op de stoppels de gewasresten opvreten. Deze inrichting van de ‘enclosure’s’ heeft plaatsgevonden in de 18de eeuw, maar in het boek wordt het proces min of meer als tijdloos neergezet. Ook wordt er niet gerefereerd aan een historische context. Op een poëtische manier wordt een gemeenschap beschreven waar de harmonie, weliswaar in materieel zeer basale omstandigheden, wordt verstoord door vreemdelingen die zich willen vestigen maar worden gezien als een bedreiging. Enige xenofobie blijkt de gemeenschap niet vreemd; de nieuwkomers worden opgepakt, de vrouw verjaagd en als heks bestempeld en kaalgeschoren en de mannen voor straf aan een schandpaal gebonden. Maar de grootste verstoring is wanneer de grond wordt opgedeeld en geschikt gemaakt voor de schapenhouderij als enige bron van bestaan, niet voor de dorpelingen, maar voor de eigenaar van het land. De hoofdpersoon, een weduwnaar, die zelf ooit van elders kwam, worstelt met zijn loyaliteit. Hij dient de rechtvaardige heer die wordt verdreven door een onrechtvaardige neef die het land komt opeisen én maakt deel uit van de gemeenschap, al was het maar door de nachten door te brengen met een weduwe uit het dorp. Als vrijwel het gehele dorp is verdreven en de nieuwe heer hem als beheerder aan wil stellen is zijn laatste verzetsdaad het ploegen van een stuk land en het inzaaien van wintergraan. Het taalgebruik van Jim Crace is trefzeker en dichterlijk zonder de rauwheid van het bestaan en de meedogenloosheid van mensen te verbloemen.
Opmerkelijk zijn de passages waarin wordt verhaalt over waar het in de kern over gaat bij mensen die moeten leven van het land; de continuïteit van de gemeenschap van seizoen naar seizoen in opvolgende generaties die zich moeten voeden met wat de grond kan opleveren. Zo moet de hoofdpersoon, Walter Torsk, een preek aanhoren van degene die zich opwerpt als zijn nieuwe meester: “Honderd van de hondereen mensen zijn voorbestemd om leiding te krijgen, niet om leiding te geven, zegt hij. Hij heeft het over Winst, Vooruitgang en Ondernemingszin alsof het zijn persoonlijke muzen zijn. In ons dorp was ‘genoeg’ altijd de leidraad, maar hij stelt zich ten doel er een gemeenschap van te maken waar ‘meer’ de leidraad is, wanneer hij al het land eenmaal heeft omheind en omhaagd en alles – onze akkers, de meent en “de nutteloze bossen” – heeft veranderd in “schitterend schapengebied”. Hier hoor ik John Berger spreken. ( De vrucht van hun arbeid – zie elders op deze website)
Ondankbare grond – een boerenepos – Leo & Theo Salemink
Ook de schrijvers van Ondankbare grond refereren aan John Berger wanneer ze de ontwikkelingen in het Achterhoekse boerenbestaan duiden. Dit bestaan wordt beschreven aan de hand van hun eigen familiegeschiedenis die teruggaat op “Hille op het Salmelinck” die leefde rond 1600 in het gebied tussen Silvolde en Sinderen. In 300 vlot geschreven bladzijden worden de omzwervingen van de voorvaderen gevolgd. Die omzwervingen, met enkele uitstapjes naar Duitsland, blijven binnen de Liemerse regio, tussen Rijn, IJssel en Oude IJssel : Silvolde, Sinderen, Gaanderen, Gendringen, Megchelen en Didam. De voorouders zoeken altijd weer een boerderij, als het niet een rechtstreekse opvolging is dan wel via de “wet van Salemink”. Die houdt in dat wanneer je als pachter wordt verdreven of je kunt niet het bedrijf van je ouders voortzetten, je een weduwe met een boerderij zoekt. De kinderen van de weduwe moet je er dan bij nemen en deze ‘voorkinderen’ hebben rechten die vastgelegd moeten worden. Daarvoor moeten alle goederen, roerend en onroerend, worden beschreven en dat levert een schat aan informatie op over het dagelijkse leven van de Saleminken. De schrijvers moeten het overwegend van publieke bronnen hebben en hebben dan ook dagen doorgebracht in archieven. Omdat hun familie altijd heeft bestaan uit eenvoudige, hardwerkende mensen die niet veel tijd hadden voor reflectie of overdracht van verhalen in ‘ego-documenten’ als brieven of dagboeken, moeten publieke en private archieven uitkomst bieden om de levens te reconstrueren. Daarbij hebben ze met name ook gebruik gemaakt van bronnen van de eigenaren van grond en boerderijen die de voorouders pachten. De geschiedenis van het kasteel Huis Bergh in ´s Heerenberg is daarbij belangrijk, evenals de verbinding met het geslacht Hohenzollern. De schrijvers hadden ook zo graag meer willen weten over hoe hun voorouders hun werkelijkheid ervoeren en welke gevoelens en gedachten er in hen omgingen. Soms neigen ze naar speculeren daarover, maar vaak wordt de veronderstelling de veronderstelling gelaten, want je weet het immers niet…..
Dat de beide broers Salemink beiden historicus zijn verloochenen ze niet. De geschiedenis van de familie wordt steeds in de context van de gebeurtenissen in de Achterhoek, maar ook in Europa geplaatst. De Spaanse en de Franse overheersing en de wisselende invloeden in de Bataafse tijd hebben hun weerslag op het leven van de boeren in de Achterhoek en de Liemers. Ook de katholieke kerk speelt een centrale rol in de overwegend grote gezinnen waar de dood altijd weer, ook onder kleine kinderen, zeer aanwezig is. Veel tijd om te rouwen wordt er niet genomen want `de koeien moeten wel gemolken worden`. En het stellen van persoonlijke doelen of het maken van een carrièreplan is er toch niet echt bij. Het leven doet zich eerder aan de mensen voor dan dat de mensen de geschiedenis bepalen. Althans: deze mensen die leven met de seizoenen en wat de natuur hen brengt of waar ze die met beperkte middelen kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld met kunstmest – een belangrijke doorbraak. Het vooruitgangsgeloof zoals John Berger dat duidt, waarbij de toekomst en niet het verleden een belofte in zich houdt, komt op het platteland later dan in de stedelijke omgeving.
Een breuk in het geschiedenis van de Saleminks toont zich wanneer vooruitgang een thema worden. De drang om te blijven boeren wordt na de 2de wereldoorlog vormgegeven middels schaalvergroting, waarbij externe politieke krachten drijvend worden en de wereldmarkt zich opent. Daar lijkt zich ook een breuk in het boek voor te doen; de toon wordt afstandelijker als het over het boerenberoep gaat. Niet als het over de familie gaat, die beschrijving is warm. En daarbij kunnen de schrijvers ook putten uit meer directe bronnen. Interviews met hun ouders en meer persoonlijke documenten. Ook al blijven die beperkt en laten de ouders zich niet uit hun tent lokken waar de schrijvers meer zouden willen weten over hun zielenroerselen.
Het lijkt alsof de periode van de laatste eeuw met veel grovere streken is geschilderd dan al de eeuwen daarvoor. Terwijl daar de directe bronnen en ervaringen toch veel meer beschikbaar waren. Ik heb dat ook als een breuk in het boek ervaren en dat heeft mogelijk ook te maken met het gegeven dat de schrijvers al relatief jong van huis gingen om in dienst van de kerk opgeleid te worden als geestelijke. Ook is voorstelbaar dat hoe jonger de geschiedenis, en hoe meer het je eigen geschiedenis is, hoe moeilijker het is een vorm te vinden om die te weer te geven en van bronnenvorsers betrokken observators te worden. De schrijvers lijken (misschien al te ) nadrukkelijk niet hun eigen geschiedenis hebben willen schrijven, maar die van hun ouders en voorouders. Toch komt er een moment dat je daar zelf manifest in wordt.
Het blijft een mooi boek dat hoog uittorent boven soortgelijke familie- en streekgeschiedenissen.
(klik hier voor meer informatie)
Het Land – Aukelien Weverling
Het Land wordt op de achterflap aangekondigd als een boerenvertelling; ik kan het niet bewijzen, maar ik geloof nauwelijks dat de schrijfster enige affiniteit met boeren of dorpen heeft. Het is eerder een karikatuur geconstrueerd vanuit een vastgezet vooroordeel over de bewegingloosheid van het platteland en de achterdocht, om niet te spreken van achterlijkheid, van haar bewoners. Het verhaal is gesitueerd in een soort virtueel platteland dat het midden houdt tussen Friesland en Noord Holland, waar een soort Westfriese kermissen worden gehouden maar het geloof de sfeer van de Veluwe of Zeeland oproept en vrouwelijke dorpsbewoners worden aangeduid met ‘vrouw’ (Vrouw Jansen) en moeder “Moe” wordt genoemd. Er zit zelfs een plattegrondje in het boek om de relatie tussen de dorpen, de meren en de vaarten aan te geven. Bizar. Xenofobie is een central thema en ja, het komt voor dat een allochtone familie wordt bedreigd door dorpsbewoners, ( zie ook hieronder de bespreking van Nacht over Westwoud van Wanda Reisel) , maar dit is echt te veel. Weverling heeft een quasi plechtige manier van schrijven, modern met een oud-testamentisch tintje en soms opeens mooi met opvallende vondsten als ‘Pa vouwde zijn handen, dankte God voor alles wat hij zelf uit het veld had moeten halen’. Maar het effect wordt teniet gedaan door de jij-stijl, tweede persoon enkelvoud, waarin de hoofdpersoon spreekt. Om afstand te scheppen? Weverling is genomineerd voor de E. du Perronprijs. Een schrijfster, dat wel. Maar misschien kan ze zich beter verhouden met thema’s die dicht bij haar staan. Iets in de stad? Of is het leven daar te jachtig voor haar taalgebruik.
De ent – Jannie Regnerus
Een aantrekkelijk thema; een studente keert terug naar haar ouderlijk huis op het platteland aan de dijk. De verwondering over wat er vast staat en wat er niet gebeurt voert de boventoon in het boek. De beschrijving is uit het leven gegrepen; Regnerus heeft het niet hoeven verzinnen. Er is niks romantisch aan dit platteland onder aan de dijk. Maar om het te zien heeft ze even afstand moeten nemen. Nu komt ze terug met een bizarre opdracht van de kunstacademie. Haar project is een film waarin haar vader over het land loopt en pennen, honderden BIC-pennen, zaait. Wil ze verhalen oogsten? Haar vader werkt uiteindelijk mee, schichtig om zich heen kijkend, ze zullen hem wel voor gek verklaren. Maar de afstand tussen dochter en vader blijft benauwend groot. Een intrigerend verhaal. Mooi direct geschreven.
Nacht over Westwoud – Wanda Reisel
Een verhaal dat speelt in een dorp en waarin het leven wordt beschouwd door de ogen van een nieuwkomer. Een tijdelijke nieuwkomer; een dokter die een praktijk van de dorpsdokter waarneemt. Hij raakt verzeild in complexe intriges die spelen in het milieu van overwegend allochtone almaar borrelende nieuwkomers. Witte allochtonen, dat wel, hoewel er ook een vluchteling in voorkomt die dan weer aanleiding geeft voor xenofibisch gedrag van autochtonen en met name de dorpsjeugd. De half-joodse achtergrond van de hoofdpersoon en verwerking van zijn problematische relatie met zijn vader is misschien wel het belangrijkste thema. Dat daarvoor dorpsverhoudingen als decor gebruikt worden lijkt een beetje gezocht. Het is de vraag op de schrijfster ook maar enig gevoel heeft voor dorpsverhoudingen. Maar misschien is dat juist wel treffend: de anderen en hun geschiedenis, hun werk, verlangens en gedachten doen er niet toe. Zo kan je kijken als je een dorp als plek voor rentenieren kiest. Het verhaal blijft hangen in de import-incrowd. Het is ook wat te sterk aangezet; met een massale toestroom van moslims die bij boer Lambert hun schaap voor het offerfeest komen halen waarbij een soort massaslachting plaatsvindt. Of zie ik dan te weinig de verwijzing naar Joodse geschiedenis én naar de islamofobie waar dorpelingen zich aan overgeven. Het is wel prachtig geschreven, en dan bedoel ik niet de constructie van het verhaal, maar de mooie zinnen.
De visvergunning van de weduwe – Saskia Kunst
De ondertitel is “Kroniek van land en water” en het boek beschrijft Het Gelders Eiland. Dat is het gebied dat wordt ingesloten tussen de Rijn, het Pannerdens Kanaal en de stuwwal die loopt van Emmerich naar het Noorden. Het Pannerdens Kanaal is gegraven in 1707 en daarvoor was het Gelders Eiland een deel van het Rivierengebied, zeg maar de Betuwe. Er stroomden diverse waterstromen die de Rijn en de IJssel verbonden. Het boek is een geografische, historische en antropologische studie. De ondertitel “Kroniek van land en water” geeft dan ook beter de inhoud weer dan de titel. Die slaat op een anecdotisch verhaal van een weduwe die zich moet redden in een armoedig bestaan en met haar kinderen illegaal in een verlaten boot in de uiterwaarde gaat wonen. Het boek toont de sociale stratificatie zoals die overal in het rivierengebied voorkomt; sommigen zijn meer gelijk dan anderen. Boeren bijvoorbeeld meer dan arbeiders. Een fraai maar soms ook saai ( met name de soms al te uitvoerige historische opsommingen) boek. Van mij hadden er wel wat meer weduwen en voormalige arbeiders uit de steenfabrieken in gemogen. Ook de discussie over de aanleg van nieuwe natuur is onderbelicht. Het is wel een mooie beschrijving van de coulissen waartegen de roman Zoete mond van Thomas Rosenboom zich afspeelt; de omgeving van een zonderlinge dierenarts in een huis op de dijk ergens tussen Lobith en Pannerden. Ook sluit het aan bij het gevoel dat wordt opgeroepen in Een jongen van het dorp van Chris van Esterik (elders op deze website besproken).
De rietdekker. Een familiegeschiedenis – Rinus Spruit
Elke familie heeft een geheim, een groot verdriet of een schande. Als mensen oud zijn en iemand dringt erop aan dan vertellen ze er over. Rinus Spruit verzorgt zijn vader op z’n oude dag. En hij stelt hem vragen, over het leven van toen, over het werk en hoe de dingen zijn beleefd. Bijvoorbeeld hoe zijn broer is omgekomen bij een ongeluk. Maar dat verdriet is bijna niet uit te spreken: “En toen vader, wat is er daarna gebeurd? Vader zegt niets. Hij wil iets gaan zeggen maar schudt mismoedig het hoofd. Maakt een wegwerpgebaar. ‘Stop mè,’ zegt vader, ”ou ter mè mie op’ “
De vader in het boek was rietdekker in Nieuwdorp op Zuid-Beveland. Hij leerde het vak als jonge jongen van zijn vader en werkte samen met zijn broers. Ze vonden het een mooi vak en waren trots op hun werk. Het was hard werken en de boeren van Zuid-Beveland wilden voor een stuiver op de eerste rang. Een eenvoudige rietdekker zei dan “ja meneer”. Op een dag had hij gewerkt bij een boer en mocht koffie meedrinken in de keuken. De boerin had pannekoeken gebakken. Vader was gaan zitten achter een bord met een flinke pannekoek erop. Hij schoof zijn pet voor zijn ogen en begon een stil gebed. ‘Ik dacht ik zal maar lang bidden’, zei vader, ‘ze waren zo verrekte gereformeerd’. Toen hij de pet voor zijn ogen wegschoof en zijn ogen open deed was de pannekoek verdwenen. Hij was op de plaats van de meid gaan zitten. Rietdekkers kregen geen pannekoek.
De moeder van de vader, opoe voor de schrijver, was vaak niet goed. Maar wat haar mankeerde blijf een vraag. Ze was ‘nie goêd’ . En daar moeten we het mee doen. Als de mannen weg waren zat ze de hele dag in haar huis. Maakte voor zichzelf eten dat de mannen dan ’s avonds zelf moesten opwarmen. Een familiegeschiedenis. Met een mooie couleur locale. Veel onbesproken kwesties. En dat is de kracht.
Dorsvloer vol confetti – Franca Treur
Een tweede Zeeuws boek. Een andere tijd en een ander milieu. De wereld van de Gereformeerde Gemeente en een groot boerengezin in Meliskerke op Walcheren. Franca Treur beschrijft haar eigen jeugd. De manier waarop ze dat doet is bijzonder voor een jonge vrouw van dertig. Het leven dat ze beschrijft lijkt in het begin te zijn gesitueerd in de jaren vijftig van de vorige eeuw, mogelijk nog eerder. Maar het zijn de jaren ’80 die ze beschrijft. En zo vlijmscherp schetst dat ik met haar denk, proef, voel en treur. Ze schrijft meedogenloos en met mededogen. Nooit wrokkig of zuur. Uiteindelijk met liefde voor de omgeving die ze graag achter zich heeft gelaten. Het leven van een meisje met zes broers. Het gereformeerde leven ken ik, hoewel niet dit zware milieu. Mij trof de combinatie van de dodelijke ernst van het geloof, de ondraaglijke onzekerheid of je uitverkoren bent, de overtuiging van de zwartheid van de ziel enerzijds en de lichte, oppervlakkige en soms botte omgangsvormen, de snauwerigheid en het gebrek aan aandacht en respect anderzijds. Ik ben er nog niet achter of het een tegenstelling is of een samenhang. Of horen de directheid en het vermijden van elk overbodig woord bij het boerenbedijf, waar achter altijd voor gaat en de kalvende koe en de dreigende onweersbui altijd belangrijker zijn dan het kleine verhaal van het kleine kind, het verhaal dat vergeten is wanneer de koe heeft gekalft en de oogst is binnengehaald voor de bui. En het kind schrijft het dan maar op of probeert het te herkennen in boeken. Waarvan er altijd te weinig zijn want de christelijke bibliotheek is al helemaal uitgelezen.
De personages worden prachtig belicht in een taal waar je eerst aan moet wennen maar waar je allengs in wordt opgenomen. Een beetje Tale Kanaäns, mooi Nederlands en van tijd tot tijd een paar zinnen Zeeuws. De ouderlingen doen denken aan die uit Een Vlucht Regenwulpen van Maarten ’t Hart. Een van hen vraagt tijdens het huisbezoek aan Kateleine, de ik-figuur van het boek : “Vraag jij de Heere veel om een nieuw hartje?” Tegen de moeder die durft te klagen dat ze de preeklezingen van de ouderlingen niet erg appellerend vindt zegt hij “Onbekeerden moeten door de ware prediking tot jaloersheid gedreven worden om er ook iets van mogen te kennen”.
Waar ter wereld wordt dergelijke taal nog gesproken? En oma zegt: “De meeste van Hods kinderen werden zomaar gegrepen door het Woord”.
Ik hoop dat Franca Treur nog veel boeken zal schrijven.
Het Bunder – Cees de Geus
In 2006 verscheen Ziekzoekers, de roman over een bollenfamilie van Anne Gine Goemans (zie hieronder). Onwillekeurig ga je dan vergelijken wanneer er weer een roman over een bollenbedrijf verschijnt. En dan kan Cees de Geus de toets der kritiek toch niet doorstaan. Het Bunder gaat over een akkerbouw – annex bollenbedrijf met aanliggend een klein natuurgebiedje waar in de oorlog Joodse onderduikers hebben gezeten die beschermd werden door de boer die zich voor de buitenwereld manifesteerde als NSB-er. Hij zou ook verzetsmensen hebben doodgeschoten en van het beeld van verrader komt hij in het dorp niet meer af. De hoofdpersoon gaat bij hem werken en wordt verliefd op de dochter des huizes. In het natuurgebied ligt een schat verborgen waarop door een criminele nakomeling van een van de onderduikers wordt geaasd en wat leidt tot bedreiging, brandstichting en een hilarische schietpartij met een heldenrol voor de hoofdpersoon. Verder veel valse romantiek en puberaal gedoe en eindeloze beschrijvingen van vette klei en kapotte machines en bevroren vingers. Zelf de broertjes de Boer ( Frank en Ronald) spelen een rol. Veel te veel woorden, veel te lange zinnen en veel te veel tussenzinnen heeft de schrijver nodig om een onmogelijk geconstrueerd verhaal te vertellen. Een liefdesgeschiedenis, een ego-document, een thriller, een streekverhaal, een actuele kwestie én regionale geschiedenis in één roman? Onmogelijk. Ronduit irritant is dat de ik-figuur zowel hoofdpersoon in een roman is (fictie), als ook een representatie van de schrijver zelf (ego) en de lezer ook nog direct toespreekt. Een voorbeeld (het begin van hoofdstuk 6) : “Ik hoop dat u me de flauwe grap vergeeft waarmee ik het vorige hoofdstuk afsloot. Het verhaal dat ik wil vertellen staat op het punt van beginnen (….sic! Hoofstuk 6! …..) en omdat het me moeite kost om het na al die jaren te recapituleren en enigszins samenhangend op te schrijven had ik er behoefte aan om, alvorens vol gas te geven, even terug te schakelen, even achterover te leunen, door u op het verkeerde been te zetten op een manier die mijzelf ook vaak is overkomen als ik nietsvermoedend een onbekend boek aan het lezen was dat ik voor een paar gulden bij De Slegte op de kop had getikt”.
Kun je ’t nog volgen? Op naar De Slegte, afdeling Inkoop.
De Afslag – Sander van Walsum
..”De stedeling wil wel de melk, maar niet de stank van de koe die de melk produceert. Daarmee plaatst hij de boer voor een onmogelijke opgave”
..“De overheid moet ervoor zorgen dat de leefsferen van de boer en de burger van elkaar gescheiden blijven”
..”Dat waren ze! Totdat u en andere natuurliefhebbers zich hier vestigden”……
Van sommige boeken ben ik blij dat ik ze gelezen heb, maar ook blij wanneer ik ze uit heb. De Afslag is belangwekkend omdat de verandering van ’t platteland onder invloed van het contact met de stedeling beschrijft, maar het is ook een saai boek. Het verhaal is niet sterk: de hoofdpersoon is een dorpsonderwijzer die zijn omgeving observeert en zijn beschouwingen weergeeft. Er gebeurt niet veel, in elk geval niets om van op te kijken. Dus moeten de dialogen het doen. Zoals bovenstaande. De onderwijzer spreekt met een nieuwkomer, een meneer uit het westen die direct zijn oordeel over zijn nieuwe woonplaats klaar heeft.
De nieuwkomers hebben gebruik gemaakt van de bouwkoorts die volgt op de aanleg van een afslag van de A1 in de buurt van Deventer. Het speelt in de jaren 50-60 van de vorige eeuw. De plaats van handeling heet in het boek Burghem. De overeenkomsten met Bathmen zijn groot. Bovendien werd de schrijver er geboren als zoon van een veearts. Behalve over de snelle ontwikkeling van een dorp ( de dorpswinkel verliest binnen enkele weken de klandizie door de komst van een supermarkt) gaat het ook over de stuitende arrogantie van allochtonen.
……”Het gaat erom dat je de Burghemers laat zien dat je niet van hen verwacht dat zij zich net zo gaan gedragen als zij. Als je hun streektaal spreekt, al zijn het maar een paar woorden, dan voelen zij zich serieus genomen. De meeste nieuwkomers hebben dat volgens mij niet in de gaten” ….
Een kleine wereld – Marga Kool
Vele malen sterker is het ontroerend mooie verhaal dat Marga Kool schreef over de plaats waar ze opgroeide. Mensen die het kunnen weten herkennen er het plaatsje Linde onder Hoogeveen in. Kool verhaalt van de door haar beleefde werkelijkheid en hoeft er geen verhaal van te constueren, het is al een verhaal van zichzelf. Ik herkende er op bijna elke bladzijde mijn eigen jeugd in. Zo authentiek en gevoelig kwam ik dat niet eerder tegen. Werkelijk een kleine wereld. Waarin iedereen zijn plaats heeft en gegund wordt. Elke ook minder begaafde, niet productieve, oudere of verstandelijk minder bedeelde doet mee in de gemeenschap. Zoals de jonge vrouw die met haar pop aanschuift bij de vrouwen van het dorp op het consutatiebureau waar de dokter ook haar “baby”met de stethoscoop beluistert en haar complimenteert met de goede zorg.
Normale dagen – Esther Gerritsen
Een toneelschrijfster gaat naar haar grootouders door wie ze is opgevoed na heel jong wees te zijn geworden. Opa is heel ziek. Het verhaal speelt in de Betuwe of het land van Maas en Waal. Grootvader gaat sterven maar er wordt niet gesproken. Als hij niet op bed ligt zit hij aan tafel en leest de krant. Grootmoeder leunt tegen het fornuis. Er lijkt niets aan de hand. De naderende dood is alom aanwezig maar de kersenoogst moet nog verwerkt worden. De familie komt, drinkt koffie en een glaasje en gaat weer. De hoofdpersoon heeft geen toegang tot haar vroegere familie. Het boek gaat over verontrustend zwijgen en onbespreekbare spanning en hoe benauwend de atmosfeer in een boerenfamilie kan zijn. In het werk hebben ze elkaar altijd zonder woorden begrepen.
Boven is het stil – Gerbrand Bakker
Een boek dat veel indruk heeft gemaakt in Nederland is het debuut van Gerbrand Bakker. Een boerenzoon moet thuiskomen. Hij studeert in Amsterdam. Zijn broer is dood en er moet iemand de koeien melken. Hij doet het vele jaren lang en het lijkt met tegenzin. Of weet hij het zelf niet wat hij wilde. Is hij degene voor wie hij zich uitgeeft? Vader is ziek en zit hem in de weg. Hij doet hem naar boven. Op de rug de trap op. Dan kan hij de kamer inrichten naar zijn zin. De omgeving is Waterland. De toren van Monnickendam is in de verte zichtbaar. Is het dat de hoofdpersoon zijn vader haat en wil laten boeten voor de gedwongen terugkeer naar de boerderij? Waarom kon hij niet gewoon nee zeggen en z’n studie voortzetten? Er kan niet over worden gesproken. Toch lijkt hij zijn vader nabij te zijn. Een relatie met de vrouw van zijn overleden broer slaagt niet. Haar zoon werkt bij hem maar blijft een vreemde. Ook hier zijn de woorden er niet om te benoemen wat er gaande is. Niet voor de personages in elk geval. Wel voor de auteur. En ook de woorden die hij weglaat zijn van grote betekenis. Van Gerbrand Bakker verscheen in 1999 het verrassende boek Perenbomen bloeien wit.
Ziekzoekers – Anne Gine Goemans
In de bollenstreek ( Noordwijk, Lisse) speelt de familiegeschiedenis over een bollenfamilie. De journaliste Anne Gine Goemans wilde eerst een onderzoek doen naar misstanden in de bollenwereld. Ze raakte gefacineerd door het bollenmilieu en verhaalt van een familie die de bollenhandel voort wil zetten. Vol familie-intriges, inclusief een zwart schaap, tradities, nabijheid en verwijdering. Tegen de achtergrond van een snel verstedelijkende randstad.
Familievlees – Martin Hendriksma
Omgeving: Drentse Veenkoloniën, Friesland – Hindelopen – Drenthe – Hondsrug. Tijd: van omstreeks interbellum tot nu. Een Drentse jongen ontworstelt zich aan het turfstekerbestaan door weg te lopen van huis. Hij ontmoet een Fries meisje , verliest door een stommiteit een deel van zijn hand en maakt carriëre als varkenshandelaar en begint een vleesfabriek. Zijn zoons komen in een Kaïn- en Abel-achtige verhouding terecht mede door toedoen van de ouders. Het familieverhaal heeft een dramatische ontknoping. Volgens de schrijver is het boek mede ontstaan wegens fascinatie voor en ergernis over de ontwikkeling van de Blauwe Stad in Oost-Groningen.
De Graanrepubliek – Frank Westerman
Fascinatie en ergernis over de Blauwe Stad speelt een rol in het werk van Frank Westerman. Bij het verschijnen van de eerste druk in 1999 waren de plannen nog in ontwikkeling. De in januari 2008 verschenen 24ste druk die is voorzien van foto’s en een hoofdstuk over de gerealiseerde Blauwe Stad. De schrijver gaat op stap met en ex-akkerbouwer die achter zijn erf nu een aanlegsteiger heeft gebouwd en toeristen rondvaart over zijn voormalige akker. Wel heeft hij de graansilo laten staan. En dat is maar goed want inmiddels loont het weer om graan te verbouwen. Het kan verkeren, zoals ook blijkt uit een in het boek opgenomen e-mail van Tjark Tijdens die, net als zijn voorouders, een prominente plaats inneemt in de beschrijving van de geschiedenis van dit graanparadijs.
Beste Frank,
Ik wil je er toch even op attent maken dat de graanprijzen in twee jaar verdubbeld zijn. Van Staatsbosbeheer las ik de uitspraak: ‘Op goed landbouwgrond moet geen natuur meer worden aangelegd’. Het is een heel andere tijd dan toen jouw boek uitkwam.
We gaan door als graanboer. Mijn opvolger heet Boelo Luitjen Tijdens.
Vriendelijke groeten,
Tjark Tijdens
Westerman heeft zich in interviews ook kritisch uitgelaten over de politieke hype om vruchtbare grond terug te geven aan de natuur, in dit geval aan het water. Hij doelde daarbij ook specifiek op het voorstel om van Wieringen weer een eiland te maken door een deel van de Wieringermeer weer onder water te zetten. Daar is het laatste woord nog niet over gesproken, zeker niet nu bewoners en natuurbeschermers samen een alternatief plan hebben gemaak tegen het plan van de tekentafel-ingenieurs.
Geen zee maar water – Gijs IJlander
Dit in 2007 verschenen boek heeft de natuurontwikkeling rond Wieringen als achtergrond. Beurtelings wordt het verhaal verteld van twee hoofdpersonen die ook als tegenpolen gezien kunnen worden. Een simpele jongen die leeft van de jacht op muskesratten ( hét symbool voor het ondergraven van dijken) wordt een onvrijwillig slachtoffer van het fanatisme van activisten tegen de natuurplannnen. Een zielige figuur die zich niet kan verweren tegen de intellectuelen die zich inzetten voor de bestaande situatie. De tweede hoofdpersoon is een politica in opkomst die juist de natuurontwikkeling hoog in het vaandel heeft staan. Zover de tegenpolen. De overeenkomst tussen beiden is wel dat ook zij gemaakt wordt door haar omgeving; partijbonzen, sympathisanten, een partij-ideoloog-vaderfiguur en een communicatie-adviseur. Ze heeft moeite om ze op een afstand te houden. Wanneer de activisten haar persoonlijk proberen te raken en in haar privé-domein komen, geraken de gebeurtenissen in een stroomversnelling en komen de levens van beide hoofdpersonen bij elkaar.
Het boek deed me ook denken aan de roman de Utopisten van Louise Fresco waarin ook een progressieve politicus als hoofdpersoon figureert. Hij kan zich ook maar moeilijk onttrekken aan zijn omgeving en de mensen die mee willen in de slipstream van zijn aanvankelijke succes. De dilemma’s van gedreven persoon die door de omgeving tot een boegbeeld van een idee wordt gemaakt.
Sneeuweieren – Ricus van de Coevering
De in de afgelopen jaren verschenen boeken die het platteland en de land- en tuinbouw als decor hebben, neigen vaak een beetje naar idealisering van het boerenleven als een zuivere, authentieke en pure sector. Sneeuweieren verhaalt van een pluimveehouder die zijn dagen slijt in de stal en aan de eiersorteermachine. Het verhaal speelt in Oost-Brabant (de Peel?) en de moeizame verhouding tussen de boer, zijn artistieke vrouw met hogere doelen dan eierenrapen en hun geadopteerde Ghanese zoon is het thema. De schrijver valt niet te betrappen op idealisering van het boerenleven. De zoektocht naar een vos ( het beeld voor het gevaar voor de pluimveehouderij?) en naar de zoon leidt tot een dramatische gebeurtenis en een dramatische afloop. Een zeer indringend geschreven boek.
Kromzicht – Max Niematz
Een bijzonder boek dat speelt in vervlogen tijden maar evengoed kan staan voor de verhoudingen in een plattelandsgemeenschap en voor de passie van het agrarisch ondernemen is Kromzicht. Het speelt in Oost-Groningen en vertelt van de feodale verhoudingen tussen arbeiders en boeren. Tot zover niks nieuws, want dat is vele malen beschreven. Het bijzondere is dat door de passie voor veefokkerij van de hoofdpersoon het onderscheid tussen boer en arbeider wegvalt. Hij onderscheidt zich in de gemeenschap door de arbeider aan tafel te nemen en mee te laten genieten van nieuwigheden op culinair gebied, van kunst en moderniteit. Samen zoeken ze naar de ultieme fokstier om daardoor de hele veefokkerij op z’n kop te zetten. Traag geschreven in archaïsche taal. Soms alsof je de Statenvertaling van de Bijbel leest. Ik vind het mooi.
Van wat vroeger datum zijn de volgende boeken.
Landmensen – Jan Boelens
Het motto van het boek wordt gevormd door een citaat uit een onderzoeksverslag van de Landbouwcommissie ( naar den toestand van den landbouw) uit 1886.
….”het is een onrustbarend en treurig verschijnsel dat in ene streek waar de landbouwende stand zich in redelijke welvaart en bloei mag verheugen, den bearbeider van den bodem, den werkkracht door wiens arbeid deze welvaart grotendeels is voortgebracht, voor zo geringe mate in dien welvaart en bloei mag delen”……
Landmensen, een sociale roman uit Groningen, gaat over de emancipatie van de arbeidersstand en de bijbehorende strijd. De aanloop tot de stakingen in het begin van de 2ste eeuw worden beschreven tegen de achtergrond van dorpsverhoudingen.
Moeder doen – Mathijs Deen
Ook in Groningen, maar dan in de moderne tijd, speelt Moeder doen. Als je de titel op een kinderlijk zeurende toon uitspreekt is de plaats van de hoofdpersoon, een jonge alleenstaande boer, geschetst. Veel jonge boeren hangen aan huis en isoleren zich. Een soort ‘boer-zoekt-vrouw” avant la lettre. Maar deze hoofdpersoon vindt wel iemand. Een vrouw uit Amsterdam. Ze komt op haar eigen voorwaarden. Ze wil en krijgt een eigen ruimte in de nok van de boerderij gelegen aan de waddendijk. Een soort kraaiennest in een zeilschip met uitzicht over het wad.
- De avond is ongemak– Marieke Lucas Rijneveld. Uitg. Atlas Contact 2018.
- Hoor nu mijn stem– Franca Treur. Uitg. Prometheus 2017.
- Het oude land– Dörte Hansen. Uitg. Harper Collins 2016. ( oorspr. titel Altes Land)
- Middaguur – Dörte Hansen. Uitg. Harper Collins 2019 ( oorspr. titel Mittagstunde)
- Ons soort mensen– Judith Zeh. Uitg. Ambo-Anthos 2018. ( oorspr. titel Unterleuten)
- Schokland – Saskia Goldschmidt, Uitg. Cossee 2018
- Het lied van de vlakten – Kent Haruf. Uitg. de Bezige Bij 2005 (oorspr. titel Plainsong)
- Het avonduur – Kent Haruf. Uitg. De bezige Bij 2005 ( oorspr. titel Eventide)
- Dit is mijn hof – Chris de Stoop – 2015 – uitg. de Bezige Bij – ISBN 9789023493211
- De Bres – Chris de Stoop – 2000 – uitg. de Bezige Bij – ISBN 9023453983
- Oogst – Jim Crace – 2014 – uitg. De Geus – ISBN 978 90 445 2836 7
- Ondankbare grond /een boerenepos- Leo Salemink / Theo Salemink -2014 – uitg. Fagus – ISBN 978 94 91634 25 3
- Het land – Aukelien Weverling – 2013 – uitg. Meulenhof – ISBN 978 90 290 8920 3
- De ent – Jannie Regnerus – 2010 – uitg. Contact – ISBN 978 90 254 3515 8
- Nacht over Westwoud – Wanda Reisel – 2011 – uitg. Contact – ISBN 978-90-254-3751
- De visvergunning van de weduwe – Kroniek van land en water – Saskia Kunst – 2005 – uitg. Wereldbibliotheek – ISBN 90-284-2144-0
- De rietdekker – Rinus Spruit – 2009 – Uitgeverij Cossee – ISBN 978 90 5936 260 4
- Dorsvloer vol confetti – Franca Treur – 2009 -Uitgeverij Prometheus – ISBN 978 90 446 10239
- Het Bunder – Cees de Geus – 2009 – Uitgeverij Gopher BV – ISBN 9789051796476
- Een kleine wereld – Marga Kool – 2006 – Uitgeverij: AMBO – ISBN 90-263-1948-7
- Normale dagen – Esther Gerritsen – 2005 – Uitgeverij: de Geus – ISBN 90 455 0653 6
- Boven is het stil – Gerbrand Bakker – 2006 uitgeverij: Cossee – ISBN 978 90 5936 106 5
- Ziekzoekers – Anne Gine Goemans – 2006- uitgeverij: de Geus ISBN 978 90 445
- Familievlees – Martin Hendriksma –2008 – uitgeverij: de Geus ISBN 978 90 445 1043 0
- Kromzicht – Max Niematz – 2008 – uitgeverij: Contact – ISBN 9789025425654
- Sneeuweieren – Ricus van de Coevering – 2007 – uitgeverij: van Gennip – ISBN 9789055158973
- Geen zee maar water – Gijs IJlander – 2007 – uitgeverij Cossee – ISBN 978-90-5936-196-6
- De afslag – Sander van Walsum – 2008 – uitgeverij Atlas – ISBN 978-90-450-0770-0
- De utopisten – Louise Fresco – 2007 – uitgeverij Prometheus – ISBN 978-90-446-1038-3
- De graanrepubliek – Frank Westerman – Vierentwintigste, vermeerderde druk, januari 2008 – Uitgeverij Atlas / ISBN 978/90/450/0440/2 / aanvullend hoofdstuk ‘De Blauwe Revolutie.‘
- Moeder doen – Mathijs Deen – 1997 – uitgeverij Passage – ISBN 905452047
- Landmensen – Jan Boelens – uitgeverij Corrie Zelen – ISBN 90 6280 621